Het gulden cabinet van de edel vry schilderconst(1662)–Cornelis de Bie– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Ontschuldingh vanden auctheur aen alle Rijm-lievende Poëten over d' uytheymsche woorden (doch eyghen Schilder-spreucken) hier in begrepen. MVlta renascentur quae jam cecidere, cadent'que Quae nunc sunt in honore vocabula, si volet vsus Quem penes arbitrium est, & jus & norma loquendi. Horatius in arte Poaetica. SOo jemandt vande Konst soeckt naer de hinder-palen Van mijn cleyn rijm-ghedicht en tracht te achterhalen Oft in mijn duytsch beschrijf niet ongherijms en is T'gen' vrempt in d'ooren luyt, oft niet uytheyms en is. Daer een Poëetse tongh mocht spots-ghewijs op spelen En sonder mijne weet d'eer van mijn wercken stelen: (D'welck niemandt doen en sal die d'eel Pictuer verstaet, En kent den handel daer sy mede omme gaet) Dus moet ick evenwel my hoeden voor hun stormen En segghen dat ick niet mijn spellingh can heirvormen Als Cadmus d'A.B.C. (die t'draeckx Tant-saeyer was) Want soo Pictura spreckt compt in dit Boeck te pas. Ovidius Libro 3. Waerheyt baert Nijdt. Vorige Volgende