Den groeyenden Lierschen blom-hof(1650)–Cornelis de Bie– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 139] [p. 139] Tot den Reden-rijcken Auteur CORNELIS DE BIE WAer sijnse die met vreucht stets ymans werck versmaeyen Door d'ingeswogen nijt, sy moeten nu voor't lest Vertrecken tot hun schant, want k'sien het is het best Die sijn door haet en nijt met schimp en spijt belayen. Ovidius beschrijft dat uyt de mieren quamen Menschen nut tot den strijt en ander constigh werck Het is een cleyne dier, machteloos, en onsterck En Minos met sijn volck menschen daer van vernamen Nu heb ick oock ghesien een wonder, maer waerachtigh Dat een levende Bie toont soo danigh ghewelt Dat sy maet haere pen veel schimp te neder-velt [pagina 140] [p. 140] Soo dat de werelt sal t'selve houd en ghedachtigh. Hy is een dichter kloeck tot onsen loff gheschapen Om dat den anghel scherp, d'welck sijn penne is Sou quetsen tot de schaeyende ghedenckenis Van die uyt desen boeck rigael ende gift rapen. Dit boeckxken wijst ons uyt, soo constighlijck gheschreven Dat hy verdient veel loff ende een louwer-croon Van een rijm-constigh helt, ja van yder persoon VVilt hem dan eer en lof naer sijn verdiensten geven Ghy inwoonders van Lier! ras wilt u met my spoeyen Tot hem die nu verthoont sijnen groeyende schicht Om te schencken met recht de croonen van het licht Dat hy nu schijnen doet, door sijn constigh aengroeyen. Jonckheer Luis De Ayvar. Deucht soeckt vreught. Vorige Volgende