Vierde verthooninghe.
ALwaer den Vader en Moeder ten by wesen van Vigilantius sijn Vrou en Kinderen, ghedoopt en aen hun de twee onthoofde lichamen van Epictetus, en Astion ghethoont en alsoo ghesien worden.
VAN BINNEN GESANGH
Onder een soet snaren spel.
Naer dese Verthooninghe verschijnt Vigilantius met d'Ouders van Astion segghende.
DE nacht is nu voor-by, het sterren licht verdwenen,
De blond' Auroos ontwaeckt, en 't dagh licht weer verschenen,
Nu wy in het ghebedt ghedachtigh sijn gheweest
De sielen van des' twee, waer van ick eenen geest
Ghesien heb, en voldaen het gen' hy had bevolen ...
Godt Lof, die sulcken weghen volght en can niet dolen
Siet hier mijn vrienden, siet ... dits t'lichaem van u kindt
Ghelijck het is onthooft, dat ghy noch heel hier vindt
Met Epictetus, die hem eerst den wegh quam thoonen
Van t'Hemels Paradijs, daer sy nu samen woonen ....
Met reden u verblijd' mits ghy ghesuyvert sijt
Door t'licht van het Geloof ...seght nu: ghebenedijdt
Is Godt, die 't heeft gedaen, hy sal u sijn ghedachtigh,
Om dat ghy hem bemint, hy is alleen Almachtigh.
De Moeder siet het lichaem van haerer Sone roeren met verwonderingh.
Hy roert hem, siet hy leeft .... 't schijnt dat hy op wil staen,
Soo en is noch het hooft van 't lichaem niet gheslaen.
De 2. lichaemen rijsen op en omhelsen den Vader.
Mijn Vader wellecom, die hier comt uyt den oosten
En weest niet meer bedroeft, Godt sal u samen troosten
In allen u verdriet ... verheught u inden Heer,
En blijft in u Geloof, soo doolt ghy nimmermeer.