Echos weder-klanck
(1706)–Cornelis de Bie– AuteursrechtvrijCornelis de Bie, Echos weder-klanck. Claudius Schoevaerts, Brussel 1706
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: KW 2220 C 8, scan van Google Books
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Echos weder-klanck van Cornelis de Bie uit 1706.
redactionele ingrepen
Een deel van de tekst is moeilijk leesbaar. Dat is hier tussen vierkante haken aangegeven.
fol. A2v: de kop tussen vierkante haken is toegevoegd.
p. 15: qnaetst → quaetst: ‘Het beste voor het quaetst’.
p. 15: eewgh → eeuwigh: ‘By 't eeuwigh leven zyn, wie sou’.
p. 20: leueu → leuen: ‘Met een nieuw leuen te, beginnen’.
p. 21: son→sou: ‘Dat hy onder myn dack sou comen’.
p. 22: Ach¡ → Ach!: ‘Ach! moght ick dan seggen:’.
p. 26: nwen → uwen: ‘Van beter leven vind' door uwen goeden’.
p. 31: varlaten → verlaten: ‘de gene de welcke de H. Kerck verlaten hebben’.
p. 37: ingvallen → ingevallen: ‘soo onbedachtelyck ben ingevallen en hervallen’.
In het origineel komen p. 40, 41, 48 en 49 twee keer achter elkaar voor. Dat is hier ten behoeve van de leesbaarheid veranderd in pagina tegenover: p.t.o 40 etc.
p.t.o. 40: de kop is tussen vierkante haken toegevoegd.
p. 45: rrachtende → trachtende: ‘mede lyden en trachtende (soo het scheen)’.
p. 49: het onjuiste paginanummer 94 is verbeterd.
p. 59: afgegetapte → afgetapte: ‘In 't afgetapte bloet, de doodt sluyt’.
p. 69: Theeorick → Theodorick: ‘myn Prins Theodorick’.
p. 70: vetslagen → verslagen: ‘En oneer heeft gebracht, en myne Soon verslagen’.
p. 70: vredragen → verdragen: ‘Syn duyvel-aerdicheyt en is niet de verdragen’.
p. 74: Dickils → Dickwils: ‘Dickwils te proeven, het menschs leven’.
p. 85: Oédipns → Oédipus: ‘Oédipus met syn volck uyt’.
p. 90: verroeft → vertoeft: ‘om dat myn Prins soo langh vertoeft’.
p. 94: Thodorick → Theodorick: ‘Den geest van Theodorick van binnen’.
p. 98: stenghst' → strenghst': wraakgiericheyt op t'alder strenghst' te koelen
p. 100: vetreckt → vertreckt: ‘Vertreckt dan wederom, en doet den Vorst de weet’.
p. 108: schreeuweu → schreeuwen: ‘En schreeuwen om ons hulp’.
p. 109, 252, 253, 256: de onjuiste paginanummers 101, 152, 153, 156 zijn verbeterd.
p. 116: de de → de: ‘is dat waer, gy sult de doodt besuren’.
p. 117: aenhehoort → aenghehoort: ‘Die 't hebben aenghehoort’.
p. 119: arts → aerts: ‘Siet daer is Amurath eenen aerts Moordenaer’.
p. 125: doodt-soude → doodt-sonde: ‘mishaegen aen Godt geeft door een begaen doodt-sonde’.
p. 138: nocht → mocht: ‘Wat dat een ander let die aen hem mocht mis-hagen’.
p. 140: onmeteljcke → onmetelijcke: ‘wiens bermherticheyt is als een onmetelijcke zee’.
p. 141: slluyten → sluyten: ‘Niet beter als het quaet van achterclap te sluyten’.
p. 141: een → en: ‘genoegen vindt, is geluckiger, wyser en voorsichtiger’.
p. 143: t: → t': ‘men leven moet-t' is beter niet te weten’.
p. 145: hittgh → hittigh: ‘vallen tracht door hittigh onkuys bloet’.
p. 149: boetveerveerdicheyt → boetveerdicheyt: ‘by gebreck van boetveerdicheyt en berou’.
p. 151: vesekert → versekert: ‘maer nu versekert zynde van soo langhen’.
p. 157: ongeljck → ongelijck: ‘Die sonder Wraak-lust can het ongelijck verdragen’.
p. 159: dagelyckysche → dagelycksche: ‘Den wil tot eenigh quaet van dagelycksche sonden’.
p. 160: synə → syne: ‘Verlievende op't fray van syne eygen schaey’.
p. 164: tiidt → tijdt: ‘Die voor soo corten tijdt van leven’.
p. 167: snlcken → sulcken: ‘hy sulcken vuyl bestaen’.
p. 172: net → het: ‘Onder het Jodse volck dat hem beclagen’.
p. 173: verrhoont → verthoont: ‘Als ons dit belt verthoont’.
p. 176: eenwigh → eeuwigh: ‘als t'moet sijn, oft eeuwigh gaet verloren’.
p. 179: sterveu → sterven: ‘en in't Rooms geloof te sterven’.
p. 183: Almogentgeydt → Almogentheydt: ‘sonder gelijckenisse om sijn Almogentheydt alleen’.
p. 185: tijdelijckke → tijdelijcke: ‘mollen inden overvloet van hun tijdelijcke goederen’.
p. 186: bemhertigheyt → bermhertigheyt: ‘die om hun deught der bermhertigheyt gheschreven’.
p. 187: eu → en: ‘gheest de eer en glorie toe comt alleen’.
p. 187: daʇmen: datmen: ‘datmen door een ghelucksalighe doodt sal genieten’.
p. 187: Gobtvruchtigh → Godtvruchtigh: ‘van sonden Godtvruchtigh heeft over ghebrocht’.
p. 192: het onjuiste paginanummer 189 is verbeterd.
p. 192: huu → hun: ‘die hun aendoet veel tormenten’.
p. 196: crighen → crijghen: ‘niemandt op den hals tot mijn verdriet te crijghen’.
p. 203: Cloeckmoedigdigheydt → Cloeckmoedigheydt, luysteron → luysteren: ‘Cloeckmoedigheydt en Standtvastigheydt daer sy na luysteren’.
p. 204: qnam → quam: ‘die hem quam het licht ontdecken’.
p. 206: nier → niet: ‘Die niet te vinden is’.
p. 207: Geensius → Geensins: ‘Geensins niet’.
p. 208: deu → den: ‘Ach! het is den selven, die’.
p. 223: eu → en: ‘Ghy sijt noch jonck ghenoegh, om twintigh en meer jaer’.
p. 223: daet → daer: ‘die 't al regeert, daer wy geen kennis van’.
p. 226: sondet → sonder, worr → wort: ‘sonder eten oft drincken, ghelijck achter volght en uyt-gewerckt wort’.
p. 228: hunuen → hunnen: ‘verwittight waer hunnen Sone was’.
p. 231: vau → van: ‘af-stand van hun Christen Gheloof worden gedoemt’.
p. 236: Eu → En: ‘En ongheloovighen te breken hals en been’.
p. 236: dnyster → duyster: ‘hem erghens in een duyster kot gaen draghen’.
p. 239: beeft → heeft: ‘Die my te voren heeft in een verborghen hoeckxken’.
p. 241: jemaudt → jemandt: ‘Dat jemandt peysen can: 'k sou blixem vuur’.
p. 264: ( → ): ‘van heel Europa (die ick ben) staet’.
p. 276: onteeert → onteert: ‘daer gy van wirt onteert, gestooten oft geslaen’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (A1v, t.o. 189, 190, 246, 247, 248) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[fol. A1r]
[fol. A2r]
Echos weder-klanck passende op den gheestelycken wecker
Tot Godtvruchtighe Oeffeninghen, goede ende deughtsame Gedachten,
Om syn-selven te beryden tot een Geluck-salige Doodt:
ende middel
Om alsoo door Godts Gratie te klimmen tot den Hemel.
Ascendit quia descendit: ad Ephes. c.4.
door
cornelio de bie tot lier,
Voor synen Vrindelycken Adieu aen de Werelt
Anno 1706.
verciert met fyne figuren.
tot brussel,
By Claudius Schoevaerts, Boeck-drucker Boeckverkooper by S. Cathlyne-straet, recht over het Visschers huys.
met approbatie.
[fol. A4r]
Bladt-wyserRakende den In-houdt van dit boeck.
VErmaninge tot een goedt Leven, om wel te connen sterven. | Fol. 1. |
Gedachtenisse der vast-gestelde sekerheydt van de Doodt. | 2 |
Goedt voornemen om Godt getrouwelyck te dienen, en te vreesen. | 17 |
Aenmerckinghe waer in bestaet de cortheydt van den tydt, dat-men wel oft qualyck heeft geleeft, en soo weynigh daerom gheeft. | 18 |
Hoe dat-men levende moet leeren sterven, en stervende leeren leven. | 20 |
Een rouw-suchtige Verweckinge tot Leetwesen van eenen Sondaer, om dat hy Godt vergramt, en syn Gratie verloren heeft. | 24 |
De Kracht van de gheloof-weerdighe en onfeylbare Waerheydt in 't Goddelyck Autaars geheym: en de Reden waerom dat men de Kettersche dwalingen magh verachten en weder-legghen. | 27 |
Op wat manier dat men de gelegentheydt van sonden moet schouwen, en hoedanigh eenen Mensch syn selven behoort te dragen om niet te sondigen, en om tot een volmaeckt leven te comen, in verscheyde latynsche Leeringen en Spreucken aengewesen om te gelooven. | 31 |
Bewys dat gheen lichtveerdigher overtredinghe van Godts Gheboden en can gevonden worden om te sondigen als de gelegentheydts oft quade occasie: Facit occasio furem. | 38 |
[fol. A4v]
10.Gheen grooter quaedt als de uytwerckinghe der Onkuysheydt, ende niet soo schroomelyck als de Moordt-lust door de Wraak-gierigheydt verthoont in de schrickelycke Aventuren van de Persiaense Princersse THEOCRINA, ende den Geilsuchtigen AMURAT, Tragedi-wys voor-gestelt op de Verkrachte Kuysheydt. | 41 |
Betoogh dat-men wel magh segghen: Geen erger quaedt en grooter pyn, Als in den haet van Godt te zyn. | 124 |
Goede Gedachten en Deughtsame Leeringen, met de Reden, waerom dat-men Godt moet lief hebben, boven al beminnen en dienen, altydt in 't werck zyn om wel te leven, en Godt door sonden niet te vergrammen, oock te bedencken dat eenen corten arbeydt (om Godt te dienen) is eenen Eeuwighen Loon der Saligheydt. Brevis labor Merces aeterna. | 128 |
Waerschouwinghe om vast te stellen en te doen gelooven: dat het betrouwen op Jongheydt, Sterckheydt en Vroomheydt, is een onseker hope van langh leven, ende een slecht-sinnigh betrouwen. | 142 |
Suyver Meyninghe om syn-selven te onderwerpen aen de Verdiensten der Godtvruchtigheydt. | 149 |
Het Menschen Leven vergeleken by eenen wassenden, en de Doodt by eenen verdroogenden Boom. | 153 |
Gedenck-weerdige Leeringen in merckelijcke Sin-Regels, op de berispinge der Menschelycke ghebreken. | 156 |
Gedenck-weerdige Aenmerckingen op seven af-gebeelde Verthooningen van het bitter Lyden CHRISTI tot eenen spieghel der Sondaren. | 161 |
[fol. B1r]
18.Aenmerckinghe dat-men magh seggen en doen gelooven, dat Noodt gheen Deught en is. | 283 |
Leer-gierigh ondersoeck der verlichte Duysterheydt en weet-lievende kennisse der saligh-makende Goddelycke Waerheydt, bewesen in t Rooms Christen Geloof, Comedi-wys uyt-gewerckt en voor-gestelt in t Leven van de twee HH. Martelaren EPICTETUS en den bekeerden Astion. | 189 |
Thoon der naeckte Waerheydt, datter niet beter en is voor het welvaren der Geloovighe Zielen als de Wereldt te verlaten, Godt te dienen ende te aenbidden. | 249 |
Hoe en op wat manier dat-men in Godt moet gelooven, om saligh te worden. | 256 |
Bewys dat een nauw-keurigh ondersoeck van meer te weten als-men soude wenschen te weten, en niet en magh weten, een groot verboden quaedt is, ende een hatelycke Nieuws-gierigheydt. | 257 |
Aenmerckinghe, om te doen gelooven dat goedt-gekeurde Kluchten vermakelyck zyn in Leersame Uytwerckingen, wordt bewesen in een Klucht van den nieuw-ghesinden Doctoor Meester QUINTEN-QUACK, ende synen Bly-geestigen Cortisaen. | 159 |
Ende alsoo eyndende, wordt daer in ghetoont, dat WAERHEYDT veel tydts NYDT BAERT. |
Op het Bladt van de Voor Reden staet op de leste pagie aldus: zielen bewaert, leest Zielen welvaert.
In het Bladt van de O op de 107. pagie staet Iuion leest Ixtion.
Fol.X op de pagie 165. staet oculum leest osculum Amoris.
[pagina 41]
Wraak van verkrachte kuysheydt
bewesen in't ramp-salig leven vande princerse
THEOCRINA
onteert vanden ontuchtigen en bloetgierigen
AMURATH
en van haer wraak lustigh vermoort
TREURSPEL
op den sin:
Wie quaet met quaet beloont syn eygen straf ontmoet.
En valt in erger quaet als hy een ander doet.
door
CORNELIO DE BIE
Waerheyt baert Nydt.
[pagina 189]
Der Verlichte duysterheyt en Weetlievende kennisse der Waerheyt
BEWESEN
In 't Rooms Christen Gheloof door den Heylighen
EPICTETUS
Den den seer Edelen en Overschoonen
ASTION
By hem bekeert en ghebrocht op den Wegh der salicheydt om sijn deught-saem leven, sedighe manieren, en gewillige Gehoorsaemheyt