Drieëntachtigste aftekening.
A. De zyde van de Knie. B. het Scheengebeente. C. de Hiel. D. een gedeelte van de Knieschyfs Spier. E. de Tweeling- of eigentlyk genoemde Kuitspier. F. aanwyzingen der Peezen van de Voetsools Spier. G. de doorgeboorde, H. doorboorende, als ook I. de Spier, die groote Teen buigd.
De eigentlyk genoemde Kuitspieren, neffens andere, werden gescheiden vertoond, in de