Negenenzestigste aftekening.
Eer ik de verdere uitstrekkende Spieren der vingeren aanvang te vertoonen, zal ik het aanzien der zelve, als ook zommiger andere, hier vooren genoemd, na het afneemen van de huid, voor oogen stellen: verbeeldende A. de huid en zyn aangehechte deelen. B. het uit- C. inwendige aanwas des Opperarms. D. de uit- E. inwendige Elboogspier. F. een gedeelte van de kleene Armpyp achteromwendende Spier. G. de Uitstrekkers van de vingeren. H. de Uitstrekker des duims, I. des voorsten vingers. K. eenige deelen van de Spieren des pinks. L. den Ringband. De Uitstrekkers der vingeren, zie de