Zevenenvyftigste aftekening
Geschied, verder vertoon; heb ik noch onaangenaam voor het oog, noch onnut voor het begryp geoordeeld, verscheide uitbeeldingen van het vormen en aangroeijen der Vruchten, van hun begin, ofte ey af, voor te stellen.
De I. Uitbeelding dan, vertoond Eyeren, uit het Eyerbed van een maagd genoomen, zynde gemeenelyk een erweete groot. A. kleene, B. groote Eyerkens. De
II. Uitbeelding doed een bezwangerd Ey zien, waar in zich verscheide vlechtingen en takken van vaten opdeoen. De
III. Uitbeelding vertoond een Vrucht van omtrent vyfentwintig dagen na de ontfangenis; waar in zich de beginzelen en aftrekzelen van alle de ledemaaten en veeler beenderen, vertoonen: zynde A. de Nageboorte, B. het geopende buiten- C. Pis- D. binnenvlies, E. de Naavelband, waar aan de Vrucht F. noch vast is. In de
IV. Uitbeelding ziet men een Vrucht van omtrent veertig dagen dragts; waar in al de beenderachtige stippen, ofte het worden van de beenderen, onderscheidelyk kan gekend werden. De
V. Uitbeelding is van een Vrucht van twee en een halve maand dragts; welks beenderen, gelyk in een misdragt (ziet de
VI. Uitbeelding.) van omtrent drie maanden, zynde de huid een weinig gedroogd, overal uitsteeken en te voorschyn koomen. De
VII. Uitbeelding vertoond een Vrucht van omtrent acht maanden dragts, zynde uit de Lyfmoeder genoomen en noch aan de Nageboorte vast. A. een mannelyke Vrucht, welks handen en voeten, door de gedraaide legging in de Lyfmoeder, zaamengedrukt zyn. B. de Naavelband, welke zomtyds links en zomtyds rechts van de nageboorte, naar het achterhoofd en van hier naar de naavel gevoerd werd; C. des zelfs inplanting in de Naavel D. en verspreijing in de Nageboorte en het E. buitenvlies: hier aan zyn gelegen F. de uitspanzels van het Pis- en voor een gedeelte van het gescheidene G. binnevlies. Om echter het geen hier, te zaamen gevoegd, vertoond is, byzonderlyk en deelgewys te doen zien, moet men eerst de omkleedende vliezen van de Vrucht onderzoeken; gelyk geschied, onder de verklaaring van de