Eenenveertigste aftekening,
A. De Nieren en der zelver B. Pisleyders. C. de Blaas. D. de Bloed- en Zaadvaten der Ballen, waar van de een E. in, de ander F. uit het Zakjen genoomen, vertoond werd. Hier voor nochmaal gezien en nu in het lichaam gelaaten, zyn G. de Maag, H. de Lever, I. de groote Buikklier; als mede overblyfzelen en deelen van K. de Nuchteren- en L. Rechten darm, met een bandtje afgebonden, M. het Darmschiel, N. de groote Slag- O. en Holader, P. de Buikspieren en Q. de algemeene bekleedzelen des lichaams.
De boven aangeweezene werktuigen, uit een manlyk lichaam genoomen, van den anderen geleid, en van hunne gebuurige deelen en aanhangzelen gescheiden, verbeeld de