Negenendertigste aftekenings
I. Uitbeelding, A. de Nuchteren, voornaamelyk omtrent de Navel gestrekt, verschild van den Zyden darm, ten opzicht B. der Melkaderen, liever Gylpypen, welker Klapvliezen alhier wat groot werden uitgedrukt; als mede ten opzicht van hunne eygene Schut- of Klapvliezen, welke in deezen Darm zeer veele gevonden werden en naar den Zyden darm allengs verdwynen: des zelfs uitwendige Vlies C. is alhier wat gescheiden, op dat men uitwendig eenigzints de slapheid der inwendige- en Klapvliezen zoude konnen zien. Alhier werden ook uitgebeeld de spranken der D. slagaderen, E. Aderen, F. Zenuwen en G. Gylbuizen. Wat de klapvliesachtige vouwen der darmen belangd, deeze zullen beeter gezien konnen werden in de
II. Uitbeelding, vertoonende een stuksken van den gedroogden Nuchteren darm A.B. vouwen, of spavliezen, welker zommige ring- andere C. half ringronde klapvliezen D. schynen te zyn. De derde der Darmen noemd men den Omgewonden. (zie de I. Uitbeeld. H.) Hy begind, alwaar men, minder Gylbuizen ziet. Hy is langer, dan al de andere darmen te zaamen, leggende in de zyden: naar het Ysgebeente en den middenbuik, werd zyn eind, omtrent den boord van den Blinden darm, gezien. Eer ik deezen vertoon, zal het niet buiten reden zyn, een gedroogd gedeelte van den voorgenoemden tweeden Darm te vertoonen; gelyk dan gesschied in de
III. Uitbeelding. A. het gedroogd deel deezes Darms; B. een opening, in de zelve gemaakt, op dat de C. kringen, welke allengs verminderen, inwendig zouden konnen gezien werden. D. het gedeelte naast aan den Nucheteren- E. Blinden darm. In de
IV. Uitbeelding volgd van buiten en ook in de V. Uitbeeld. van binnen aan te zien A. de vierde, den Blinden darm, zynde de eerste der drie, die men dikke Darmen noemd. Men moet weeten, dat den Blinden- en B. Kronkeldarm opgedroogd, der zelver Bloedvaten met wasch C. vervuld, getoond werden, op dat men de Klapvliezen te beeter zoude zien; want in de volgende Aftekening stel ik der zelver natuurelyken staat te vooren. Deeze Darm voerd zyn naam van zyn eene geslotene, of blinde eynd. Uit, ofte met den Kronkeldarm, waar van hy een aanhangzel is, begin neemende, voegd hy zich omtrent de holligheid van het Zydegebeente; door een vliesachtig verband aan dat van den buik gehecht zynde, is hy veel wyder naar den Kronkeldarm, dan zyn eynde. Van gedaante is deeze Darm als een groote worm, van omtrent vier dwersche vingeren breedte lang. De tweede der dikke, B. de Krondeldarm, neemt zyn begin omtrent den rand van het Zydegebeente, waar aan hy door vlieskens verbonden is: hy volgd aan den Omgewoden darm D. welks losse binnevlies, anderhalve vingers breedte lang in deezen darm hangende, een Klapvlies maakt. Nederwaards gaande, werd hy aan de rechter Nier, door veel vezelvlechtingen en bovenwaards aan het Galblaasken verknocht: verder onder de Maag gestrekt, gaat hy geen deel voorby, aan het welke by door vliezen niet gehecht werd. Na in het Bekkengebeente en over de Blaas geplaatst, tot zyn begin en het bovengedeelte van het Heilig gebeente gekoomen te zyn, legt hy eindelyk zyn naam af. Hy verschild van de andere darmen in klapvliezen, banden en huiskens, of holligheden. De eerste der Klapvliezen en wel het kloekste, met spiervezelen voorzien, werd aanngeweezen door de letter E. en des zelfs opening F. in den Omgewonden darm; G. betekend de halfronde Vliezen, die ook eeniger maaten voor Klap- of Stutvliezen dienen: H. der zelver tusschenruimtens. I. de huiskens, of cellekens, door de uitwendigen band opgesteld. Deeze Darm, hoewel maar vier spannen lang, is echter de wydste
van alle de andere. Langs des zelfs bovenste loopt in het midden, naar de lengte, een band, omtrent de breedte van den kleenen vinger beslaande: deeze is te met dubbel, zynde de oorzaak en vastigheid, ja steunzel van de voornoemde huiskens, of holligheden: verder is hy boven- en benedenwaards door een vliesachtig verband aan al zyn gebuurdeelen vastgehecht en verbonden. De laatste der Darmen, wiens gedaante, van buiten aan te zien, de
VI. Uitbeelding A. voorsteld, werd de Rechte genoemd, beginnende aan het opperste gedeelte van het Heilige gebeente. Des zelfs uitwendige Vliezen B. zyn kloeker, dikker en veel sterker, dan die der andere darmen, laatende ook veel minder binnenholte. Hy werd aan de bekleedzelen van het voorgenoemde en Ysgebeente, als mede aan de Schaam- en der bygelegene deelen verbonden; hebbende, gelyk de Kronkeldarm C. eenige vliesachtige aanhangzelen, welke vol vet zyn en wier eynden D. vercheidene gedaantens hebben. Aanmerkens waardig zyn (zie de
VII. Uitbeelding.) de inwendige plooijen en vouwen A. het Vlies deezes Darms, zonder order leggende B. en hoe zy meerder naar den Aars, waar van omtrent de Spieren des mannelyken deels zal gehandeld werden, koomen, hoe zy meerder te zaamen gefronzeld zyn: tusschen de zelve vind men zeer veel opene mondekens van hairgelykende bloedvatjens. Den geheelen sleep, of buis der Darmen, aan den omtrek van het Darmscheil vast, werd getoond in de