Vyftiende aftekening,
Toonende de uitlegging van de eerste Uitbeelding A. detweebuikige Spier, B. des zelfs eene aanhechting. C. de Middepees. D. de onderste Kaak. E. de Kin- en Tonggebeentens-, F. de Borst- en Tonggebeentens-, G. de raavenbekgelykede en Tonggebeentens-, H. de Borstgebeentens en schildwyze Kraakbeenderen, I. de hoofdbuigende Spieren. De zelve en de verdere van het zelve werktuig, meerder van de by- en omleggende deelen gescheiden en gezuiverd, aan een van hunne aanhechtingen hangende, werden aangeweezen in de
II. Uitbeelding. A. de beneden rand van de Onderkaak. B. de Borst - en Tonggebeentens Spieren afgesneeden. C. de raavenbekgelykende en Tonggebeentens, D. de priemwyze uitsteekzels hoornachtige Tonggebeentens. E. de Kin- en Tonggebeentens. F. des zelven naar voorwaards gestrekte Spieren. Verder ziet men hier de Tweebuikige G. en de Hoofdbuigende H. als mede het Strottenhoofd I. met de daar aan behoorende Longpyp K. en de Klieren L. aan het zelve gevoegd.
De bezondere deelen des Hoofs afgehandeld hebbende, zal ik de Spieren tot het zelve, als ook den Hals en Nek geschikt, onder het vertoog van de zelve, optellen.
Het Hoofd werden acht paaren Spieren toegeëigend, welker eerste in de