Zevende aftekenings
I. Uitbeelding, waar by de Herssenen A. opgelicht en naar vooren toe geboogen door het behulp van een bandeken B. en berderkens C. opgeheven vertoond werden. D. verscheidene deelen van de vierdubbelheid des harden Herssenvlies. E. een spleet in het linker gedeelte gesneeden, op dat het Achterbrein F. in het gezicht mogt koomen, het welk van de andere zyde met dit Vlies G. noch bedekt is. H. de boord van dit vlies, opening voor het verlengde Merg maakende. I. deelen van het afgezaagde Pangebeente. De Huid en des zelfs aangehechte deelen werd aangeweezen onder K. Maar het is noodig dat ik het Achterbrein in zyn gewoone stand en aanhechting, ontbloot van achteren, het hoofd omgekeerd zynde, vertoon; het welk dan gedaan werd in de
II. Uitbeelding. A. het langwerpige Merg. B. verscheidene uitkomsten van zommige Zenuwen, naderhand verder te beschryven. C. het weggeleide harde Herssenvlies. D. overblyfzelen van het gebeente en E. de uiterlyke bekleedzelen des hoofds. Eer ik echter tot de andere bekleedzelen der herssenen over ga, zal ik het geen'er noch van dit harde Herssenvlies te zeggen en vertoonen was, af doen. Men zie dan de