Vyfde aftekenings
I. Uitbeelding. De voorgenoemde bekleedzelen A. kruisgewys van een gesneeden zynde, komt het eerste eigen bekleedzel des Hoofds, het Panvlies B. te voorschyn, aan het dikke Herssenvlies door de bekkeneelnaaden gehecht en vast. Het is een dun vlies en met ontelbaare vezelen aan het ondergelegene Beendervlies C. gevoegd, wiens oneffenheden en overgebleevene tekenen der vezelen, afgescheurd van de vooze deelen des bekkeneels, gezien werden onder de letteren D. en de uitgespannenheid onder de E. Ik heb in het voorby gaan hier ook aangeweezen eenige gedeeltens van de Slaapspier F. Kroon- G. en Pylnaad H.
Het bovengedeelte van het Beenderhoofd, ofte de Pan weggenoomen zynde, ziet men de deelen, welke in des zelfs holligheid begreepen zyn en wel eerstelyk (Uitbeelding II.) het dikke Herssenvlies A. het eerste eigen bekleedzel der herssenen, waar van te zeggen staat. Maar op dat de Leezer eenmaal te gelyk de Herssenen, in dit lichaam zeer wel gesteld, opgelicht en uitgezet, in haar gewoone plaats en onder de verdere vliezen verborgen, mogt zien, heb ik aan de linker zyde B. het harde Herssenvlies C. doorgesneeden, door welks dikke lichaam de geheele herssenen D. slangsgewys gekronkeld heen schynen. Het dikke Herssenvlies is hard, veelvuldig, uitwendig naar het bekkeneel en des zelfs naaden, aan welke het verbonden werd, ruw, inwendig glad, vervolgende alom de gedaante en slingerloop der herssenen: omtrent den grond is het zoodaanig aan de beenderen en inwendig aan de andere onder geleden vliezen vast door vezelen, vlieskens en vaten, dat het niet wel zonder scheuring van de zelve te trekken, is. Het heeft veele openingen, welke de verdeeling der vaten, waar van het vol is, of der zenuwen gelyk voor een zeef dienen: omtrent het Zeefgebeente is het doorboord en maakt voor het rugmerg van achteren, naar des zelfs gesteltheid, een open tot den uitgang. Wegens de verdeeling van dit Vlies staat eerstelyk aan te merken, dat het zelve dubbel in den top des hoofds is en aldaar de herssenen verdeeld in een rechter en linker gedeelte, welke dubbeling het Zeissenvlies genoemd werd, welks, als ook deezes vlies vierdubbele spreydings uitbeelding men in de tweede en derde Aftekening, na den deezen, vind.
Het Achterbrein werd ook door behulp van dit vlies van de herssenen gescheiden: het heeft in zyn dubbelheid vier voornaame holtens, ofte gleuven, welker gesteltheid ontdekt werd in de