De Chineesche fluit(1921)–Hans Bethge– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] De versmade. Ma-Huang-Tschung. Een krans van blanken perebloesem Lei 'k vóor het venster der geliefde, Een zilvren maannacht in April. Ik zong een lied van groot verlangen, Dienzelfden maannacht, voor haar woning, Melodisch klinkende op mijn luit. D'anderen morgen, aan haar boezem Droeg 't meisje vuurroode anjelieren, Die bloeiden in haar buurmans perk. Ik heb mij in mijn woon verscholen En lang geweend, wel ál mijn tranen. Waarom heeft zij mij zóo bedroefd? Ik haat en vloek nu de anjelieren. 'k Doorwoel de slapelooze nachten. Gebroken heb 'k mijn lieve luit. Vorige Volgende