De Chineesche fluit(1921)–Hans Bethge– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] De verloren kralen. Tschan-Tui-Lin. De schoone gade van den mandarijn Reed door de laan, voorbij den klaren vijver, Waar maanlicht op het loof der wilgen lag. Eenige jadekralen van haar halssnoer Verloor ze. Een vreemde wandlaar, die voorbijging, Nam ze op en ging verblijd er mee naar huis, Ik merkte 't nauwlijks dat haar halssnoer brak, Ik zag alleen de bleekheid van haar aanschijn, Dat als het maanlicht op de wilgen was. Ik zag alleen de bleekheid van haar aanschijn, En smartvol was het kloppen van mijn hart En weenend, weenend, weenend ging ik heen. Vorige Volgende