De Chineesche fluit(1921)–Hans Bethge– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Het blad van de lentewilg. Tschan-Tiu-Lin. Niet dáarom heb ik lief die jonge vrouw, Die aan haar venster leunend staat te droomen, Wijl zij dat prachtige paleis bezit Aan d' oever van den stroom, - neen, 'k heb haar lief, Wijl zij dit kleine lentewilgeblaadje In 't water glijden liet. Niet dáarom heb ik d' Oostenwind zoo lief, Wijl hij den geur der pereboomenbloesems Draagt tot mijn dal van blankbebloemde heuvels, Neen, wijl hij 't lentewilgeblaadje dreef Tot aan mijn boot, daarom heb ik hem lief. Niet dáarom heb ik lief dit kleine blad Der lentewilg, wijl 't mij de zoete weelde Der lente brengt, neen, wijl de jonge vrouw Er met haar fijne naald mijn naam in grifte, Daarom alleen heb ik dat blad zoo lief. Vorige Volgende