De Chineesche fluit(1921)–Hans Bethge– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] De trap in het maanlicht. Li-Tai-Po. Gebouwd van jade, rijst de hooge trap, Bevocht van dauw, waarin de maan weerspiegelt. Op alle treden blinkt de blanke glans. De keizerin in slepende gewaden Bestijgt de treden en de blanke dauw Maakt d'eedlen zoom van 't kleed vonkelend nat. Zij stijgt tot aan het paviljoen, waar blank Het maanlicht wemelt. En verblind blijft ze op Den drempel staan. Haar hand haalt zacht omlaag Den kralen voorhang, ruischelend gelijk Een waterval, doorsidderd van de zon. Dan luistert lang de jonge keizerin Naar 't ruischen en vol weemoed tuurt zij naar De najaarsmaan, die door de kralen schijnt. En lang, vol weemoed tuurt zij naar de maan. Vorige Volgende