De Chineesche fluit(1921)–Hans Bethge– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] De roode roos. Li-Tai-Po. Aan 't venster zat ik treurend, stil gebogen Over een zijden kussen, dat 'k borduurde. Daar stak mijn naald mij in den vingertop En, drop bij drop, bevloeide 't roode bloed De witte witte roos, die ik borduurde En maakte er van een roode, roode roos. Hoe dacht ik toen aan u, die zóo ver weg In d'oorlog zijt! Ik peinsde hoe ook gij Uw bloed vergiet - en warme tranen sprongen Me uit de oogen en ik weende lang en droef. Hei! hoorde ik plots geen paardehoefslag klinken? Blij sprong ik op. - Hij is 't! Daar voelde ik dat Het maar mijn hart was, dat zoo heftig sloeg. En weder zat ik treurend te borduren, Borduurde tranen in het zijden kussen, Die flonkerden als wonderbare paarlen Rondom die roode bloedigroode roos. Vorige Volgende