De Chineesche fluit(1921)–Hans Bethge– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] Klacht van een meisje. Uit de Schi-King. Mijn vriend, ik smeek het u, kom niet door ons gehucht, Beklim den wilg niet, die gedijt onder mijn handen. Ik mag u toch mijn hart niet geven, liefste vriend. Ik moet mij buigen onder de ouderlijke macht. O 'k voel een zoeten drang, door u geliefd te wezen, Maar de vermaning, de verwijten van mijn ouders Moet ik mij voegen, vriend, in kinderlijk ontzag. Mijn vriend, ik smeek het u, beklim het muurtje niet, Dat onzen tuin omringt! Breek niet het jong gebladert Van 't moerbeiboompje, door mijn handen eens geplant! Ik mag u toch mijn hart niet geven! 'k Moet den wensch Der oudre broedren volgen. Voor hun strengen wil, Die mij rampzalig maakt, moet ik in deemoed zwichten. Mijn vriend, ik smeek het u, sluip niet door't hek, bij nacht, Ontwortel niet mijn lieven jongen sandelboom! Ik mag u toch mijn hart niet geven, wee, wee mij! De lastertongen van de menschen zijn gemeen. Hoe zalig, zoete vriend, door u geliefd te zijn! Maar nijd'ge menschetongen vrees ik als den dood. Mijn vriend, ik smeek het u, vergeet mij, arme maagd. Vorige Volgende