nu droeg zich weer toe te eigenen en hem het lappenkleed waarin hij zelf stak achter te laten.
Daarbij zuchtte hij diep: ‘Ik wil door een snelle vlucht dezen ondeugd ontloopen.’
Maar daar sloeg Flip-Flap-Floep zijn armen boven het dek en ontwaakte tegelijkertijd. Wendelin had nog juist even tijd den bril in den zak van zijn lappenkleed te verbergen.
Flip-Flap-Floep geeuwde luid en trilde toornig met het eene spiraalveeren been.
‘Laat de raadsleden komen!’
Er bleef den jongeling niets anders over dan het bevel van zijn zelfgekozen heer op te volgen.
De burgemeester en de raadsleden kwamen hijgend van het snelle loopen aan en bogen diep. ‘Wij hopen in ootmoed dat zijne prinselijke hoogheid een rustigen nacht heeft gehad!’ waagde, van angst bevend, de burgemeester te stamelen.
Maar Flip-Flap-Floep doorpriemde hem met zijn piekoogen en schreeuwde: ‘Ik heb slecht geslapen, erbarmelijk slecht geslapen, ellendig geslapen! Wat hebben jullie hier voor verfoeilijke bedden dat het iemand steekt en knijpt aan alle kanten?’
Des burgemeesters knieën knikten van angst. ‘Met uw verschooning, hoogheid,’ prevelde hij, ‘de bedden zijn meestal goed in onze stad.’
‘Och wat,’ schold Flip-Flap-Floep, die gedroomd had dat de dikke waard hem beide beenen had uitgetrokken. ‘U zult mij schadevergoeding moeten geven. Duizend gulden en wel direct.’
Nu vielen ook alle raadsleden van angst op de knieën en de burgemeester jammerde: ‘Het geld! Het goede geld! Ons zuur verkregen geld!’