zonder een losgeld te betalen, vroeg hij den horlogemaker op verwaten wijze: ‘Bent u met een rijksdaalder tevreden?’
De horlogemaker stak het hoofd vooruit en antwoordde kalm besloten: ‘Om geld geef ik niets. Maar ik wil het uitgerekte been herstellen als u mij voor de moeite... de broek... de dansbroek, achterlaat!’
Daar vloog Flip-Flap-Floep omhoog en toornde: ‘De broek kan ik u niet geven. Die broek is een erfstuk van overgrootvaders kant. Die broek is mij heilig.’
De horlogemaker waarschuwde met den vinger: ‘Je liegt vrindje. Je hebt de broek van je slaapkameraad, den schrijnwerkersleerling, gestolen. Geef mij de broek, opdat ik ze den rechtmatigen bezitter kan teruggeven.’
Flip-Flap-Floep stak de tanden vooruit en sprong woedend van de tafel omhoog. Maar hij had vergeten dat zijn rechter been twee meter langer was geworden dan het linker... Pardoes lag hij op zijn neus en jammerde: ‘Neem de ellendige broek! Zij brengt toch maar ongeluk en ergernis. Doch haast u het kwaad te herstellen dat de waard mij berokkend heeft.’
De horlogemaker greep de leeren dansbroek en sloot haar zorgvuldig in den met ijzer beslagen koffer.
Daarna tilde hij den gewonden Flip-Flap-Floep medelijdend op de tafel, werkte met tang en hamer, met vijl en schroevendraaier en had zonder veel poes-pas de schade hersteld, waarvoor de waard den duivelskunstenaar bij hem gebracht had.
‘Probeer het eens,’ zei de horlogemaker, terwijl hij den nijdigen kwant van de tafel tilde. Flip-Flap-Floep knikte wantrouwend door in de knie en floepte veerend in de hoogte. Hij was gezond als vroeger en zijn ledematen waren weer van