Uyterlycker ghedaante is hy gheweest van matighe lenghte, welgeschapen, vroeg grys, saluw van trony, bleeck van oogen; maar diepdenckend, ende zeer ernstigh van ghelaat, ende daar een' rustigheidt onder: in 't spreken kort ende kraftigh, ende wonderlyck wacker in 't wederspreken.
De tekst, mijn fragment bestaat uit zeven zinnen. Het was direct mooi, de eerste keer dat ik het las; het moet in 1969 zijn geweest, op de mo-b-opleiding in Utrecht waar het vak zeventiende-eeuws lezen als apart vak in ere werd gehouden, waar zelfs een docent staande hield dat historische taalkunde de ziel van het vak - hij bedoelde de hele neerlandistiek - was. Hoewel ik aanvankelijk natuurlijk in beslag werd genomen door pogingen tot de tekst door te dringen, ging ik hem van lieverlee vanzelf begrijpen. Hooft en Staring hebben dit gemeen: als je gewoon aandachtig leest, geven zij zich prijs en blijken zij glashelder.
Op het mooie portret kom ik straks terug; aanvankelijk viel ik behalve voor het geheel, voor de leuke woordverklaringen: ‘saluw van trony’, niet ‘sluw’ maar vaalbleek, grauw, verwant met het Engels ‘sallow’ en het Frans ‘sale’. Ook de pregnante formulering dat enkelen waren gestorven aan ‘'t snyden van een ghesteurt opzicht’ beviel mij als alternatief voor ons ‘dodelijke blikken’.
Prachtig is ook dat Hooft Het leven van Hendrik de Grote schreef voordat hij aan de Nederlandsche Historien begon, en het schrijven van deze biografie beschouwde als een oefening. De ernst die daaruit spreekt, de bescheidenheid. Een oefening die tegelijk meesterproef is. Het schijnt dat Hooft in Muiden een portret van Henri iv had hangen; misschien heeft dit model gestaan bij de beschrijving.
Waarom bewonderde hij hem zo? Om zijn karakter, zoals uit het fragment blijkt, maar ook om zijn politieke tact; Henri iv bleek te kunnen wat de nazaten van Willem de Zwijger niet vermochten: protestanten en katholieken in vrede in één land laten leven. Later, in Frankrijk, heb ik begrepen waarom Willem de Zwijger voor de studenten pas gaat leven als je hem naast Henri iv zet: twee even idealistische als sensitieve mensen, beiden uitgerust met een groot gevoel voor het algemeen welzijn, twee irenische strategen. Niet alleen vrouwen vielen voor hen (en zij beiden voor vrouwen); ook voor de aanhang, soldaten zowel als het volk, waren zij de charismatisch leider. Tot in hun levenseinde, beiden werden vermoord, behouden zij verwantschap.
Nogmaals, de hele Hendrik de Grote is intern en cultuurhistorisch een prachttekst, en als ik niet al in de achttiende eeuw had gezeten toen ik dat in zijn geheel doorkreeg, had ik er werk van gemaakt.
Want de belangrijkste reden voor mijn sympathie heeft zich pas gevormd toen ik al lang in de Verlichting werkte maar vaak uit nostalgie zeventiende eeuws las. Hooft beschrijft het uiterlijk