menten van toen beschikken over andere emotionele uitrustingen die niet zomaar teksten toestaan de snaren daarvan zonder omwegen te bespelen.
Aan die situatie maken woordverklaringen en achtergrondcommentaren zeker geen eind. Verongelijkt, zelfs beteuterd blijft de neerlandicus zitten met zijn even verbeelde als slecht overdraagbare emoties, vooral als het gaat om teksten die in het verleden een enthousiast publiek gevonden hebben dat zich kennelijk sterk aangesproken voelde. Slechts een doodenkele tekst uit het verleden verdraagt het offensief met de primaire emoties van nu. Eigenlijk zijn dat er nog minder dan men zou denken. Bovendien hebben ze als kenmerk dat ze allerminst ‘van alle tijden’ zijn, hoe graag men in de loop van de twintigste eeuw deze gedachte ook is gaan huldigen.
Emotionele waarderingen van Homerus, Shakespeare, Cervantes (en wie eigenlijk nog meer?) zijn zeker niet van alle eeuwen, zodat het aannemen van een emotionele verankering van deze auteurs voor een complete eeuwigheid op zijn minst wat naïef overkomt. Dante lijkt er al niet bij te horen, terwijl de bijbel eigenlijk hors catégorie is, in de eerste plaats volgens de actieve gebruikers zelf: waag het niet om deze zomaar literatuur te noemen. Dante behoort tot een soort die wel meer voorbeelden telt. Maar de vele uitingen van waardering worden echter zelden onder woorden gebracht in termen van een direct emotioneel contact.
Met Dante (Hooft, Huygens, de abele spelen, Veldeke, Maerlant voor mijn part, en niet te vergeten Rhijnvis Feith en Anna Bijns) maakt men emotioneel contact in het kader van onderzoeksvragen en persoonlijke filosofieën. Daarbij komt dat eerste opmerkelijk meer voor dan het laatste, zeker als het om de Nederlandse literatuur van voorheen gaat. Onderzoekers die geëmotioneerd en vol passie met hun auteur of tekst bezig zijn en daarvan bevlogen verslag doen, zijn er bij de vleet. En gelukkig maar. Zij dienen namelijk uit te leggen wat het bijzondere taalgebruik, dat later literatuur is gaan heten, allemaal heeft aangericht in de loop der eeuwen in het kader van de nederzettings- en beschavingsgeschiedenis, het staatsvormingsproces, de ontwikkeling van collectieve mentaliteiten en persoonlijke appreciaties. Literatuur speelde (en speelt) een weliswaar veranderlijke maar immer prominente rol bij de ideologisering van individu en massa. En een zichzelf respecterende samenleving die met het oog op de toekomst een zeker bewustzijn van zichzelf nastreeft, huurt deskundigen in om zulke functies te duiden en te onderwijzen aan alle onderdanen.
Maar daartoe hoeven die hogepriesters van het geschreven woord niet speciaal zelf van hun objecten ondersteboven te zijn. Liever niet zelfs, omdat deze neiging vanaf grofweg 1900 om de literatuur aller tijden te esthetiseren met terugwerkende kracht, tot de opvatting heeft geleid dat een leraar op school allereerst zijn leerlingen moet aanpraten dat literatuur mooi is en lezen dus heer-