maken hebben, en er zal ook wel een seksuele connotatie te vinden zijn. Eva die eerst zelf van de verboden vrucht snoept en als ze beseft wat ze gedaan heeft de ander mee in het onheil trekt? Ben ik blijven steken in een of andere kinderlijke fase waarbij de tekst beurtelings omhelsd en gestraft wordt? Of ben ik zo calvinistisch dat ik mezelf geen genot toesta en elke keer als ik dat toch doe afstraf met het openbaar maken daarvan? Maar echt als een straf beschouw ik het toch ook weer niet om over mooie oude teksten te praten of te schrijven.
Dat de oudere Nederlandse literatuur stampvol mooie teksten zit, is voor mij een vanzelfsprekendheid. Ik lees liever een roman van Jacob van Lennep dan een van Connie Palmen, met alle respect voor de laatste. Ik lees liever een gedicht van De Génestet dan een van Jan Kuiper. En de brieven van De Schoolmeester zijn zoveel rijker dan die van Gerard Reve of Jeroen Brouwers dat een vergelijking niet eens op zijn plaats is. Ik heb me een levenslange verbijstering van Kees Fens op de hals gehaald doordat ik ooit ergens beweerd heb dat ik Tollens een minstens zo groot dichter acht als Victor Hugo. Alles waartoe moderne literatuur in staat is, kan de oudere literatuur voor mij ook. Literatuur kan ontroeren door haar identificeerbaarheid. Literatuur kan ontzag wekken doordat ze in haar uitbuiting van de taalmogelijkheden ongekende virtuositeit ten toon spreidt. Ze kan verrassen door inzichten en analogen die eerder niet opgevallen waren. De structurering van een verhaal kan intellectueel genot opleveren, omdat die ingewikkeld maar harmonisch in elkaar zit. Ze kan de taal laten klinken als kamermuziek of als een symfonie, als een opera of als een lied. Identificatie vind ik bij Bosboom-Toussaint, virtuositeit bij De Schoolmeester, voor verrassende analogen kan ik terecht bij Multatuli, perfecte structuren bouwt Van Lennep en Tollens' gedichten klinken als kamermuziek.
Ik besef heel goed dat ik een uitzondering ben, zelfs onder mijn collega's. Het merendeel van de hedendaagse lezers herkent de oudere teksten niet meer. Het zou struisvogelgedrag zijn om te ontkennen dat er een kloof is tussen de gemiddelde lezer van moderne romans en de historische teksten. Die kloof is dieper en dieper geworden door verschillende oorzaken. Scholen, uitgevers en universiteiten hebben elk het hunne bijgedragen aan de uitslijting.
Het onderwijs aan de Nederlandse middelbare scholen verdient geen prijs als het gaat om het in ere houden van de historische erfenis. Het onterend gekibbel om het aantal oudere teksten dat op een literatuurlijst mag staan, is slechts een manifestatie van het onbegrip. No-nonsenseleraren van de taalvaardigheid botsen tegen de ouderwetse leraar-filoloog die literaire teksten vooral gebruikt om taalanalyse te leren.
Uitgevers staan bepaald niet te springen als het om het uitgeven van historische teksten gaat. Ik spreek dan nog niet eens over