grammanamen in Sara Burgerhart zetten je als lezer op het goede morele spoor. Mét het achttiende-eeuwse publiek weet je daarentegen na het lezen van Laclos' briefroman niet wat de schrijver nu vindt dat je van dit verhaal moet denken. Waar je sympathie moet liggen en wie je afkeurenswaardig vindt. Het lijkt alsof de afwezigheid van een sturende verteller in Les liaisons dangereuses wordt gebruikt om de lezer in morele verwarring achter te laten.
Het is het appèl dat door dergelijke teksten op mij als lezer wordt gedaan, waardoor ik me na twee eeuwen nog aangesproken en betrokken voel. Ik hoef niet alleen te luisteren naar een mening die wordt verkondigd en die cultuurhistorisch misschien wel interessant is; ik word uitgedaagd om uit dat talige bouwsel zélf iets te maken: een verhaal en de moraal.
Er is één vorm van literatuur waarin de auteur, ook de Nederlandse, zijn lezers bijna per definitie niet stuurt: teksten die niet voor publicatie bedoeld zijn. In brieven, dagboeken, kladboeken en dergelijke zie je een auteur trachten in taal positie te bepalen in de wereld, zwenkend en wendend, vaak (nog) niet zeker van zijn of haar oordeel, zichzelf tegensprekend, op verrassende momenten herhalend. Als lezer ben je dan in de opwindende positie om op intieme voet met schrijvers te verkeren, zij het dat er van wederzijdsheid geen sprake is. En ja, dat doe ik met plezier, al zijn er natuurlijk achttiende-eeuwers waarbij ik mij al lezende, steeds minder op mijn gemak voel.
Als ik dan toch mijn liefde voor een Nederlands auteur zou moeten bekennen, dan is het voor Joannes Lublink de jonge. Niet voor Lublink als letterkundige, maar voor Lublink als liefhebber en beschouwer van literatuur. Het is zeker geen hartstochtelijke liefde, meer een gevoel van sympathie dat gegroeid is doordat ik tijdens mijn onderzoek naar opvattingen over het vertalen zo veel met hem te maken heb gehad. Hij is een typisch Nederlandse auteur in die zin dat hij zichzelf heel serieus neemt. Zo was hij bijzonder precies in het bijhouden van alles wat hij wel en niet gepubliceerd had.
Lublink is op mij overgekomen als een niet al te opwindende, maar wel erg betrokken man. Betrokken bij literaire aangelegenheden. Hij heeft zich, getuige zijn geschriften en uitlatingen in brieven en activiteiten, waarschijnlijk sterk verantwoordelijk gevoeld voor het welzijn van de maatschappij en hij kende literatuur, in de achttiende-eeuwse, ruime betekenis van het woord, daar een essentiële plaats in toe. Niet voor niets heeft hij veel vertaald en daarbij gekozen voor teksten waarvan hij geloofde dat mensen er beter van zouden worden. Ook in verschillende genootschappen heeft hij zich ingezet voor literatuur-in-de-samen-leving. Lublink las veel en was goed op de hoogte van de poëticale discussies in West Europa. Hij ‘vertaalde’ die ook voor het Nederlandse publiek in zijn verhandelingen. Veel originele gedachten heeft hij aan deze beschouwingen niet toegevoegd, maar