mes slaen’, dat de chirurg meer als een ordinaire slager dan een plastische fijnsnijder neerzet - in minachting van vakbroeders deden de zeventiende-eeuwers niet onder voor hun latere collega's. Even verderop wordt de conclusie dat deze afwijking bij de neus-kwalen hoort, direct gevolgd door een nieuw aspect van de reuk: ‘meestal echter wordt het ruiken verhinderd door...’. Dergelijke plotselinge overgangen - vaak enkel met het woord ‘maer’, zonder een overgangszin of een nieuwe alinea - hebben enerzijds te maken met papierbesparende drukgewoonten, maar illustreren tevens treffend hoe de zeventiende-eeuwer met de werkelijkheid omging, ook als zij gruwelijk was: de verschijnselen worden zonder al te veel omhaal naast elkaar geplaatst, als exempelen van de veelvormige waarheid.
Dit fragment is kenmerkend voor Van Beverwijcks geschriften: in korte tijd passeren allerlei verschijnselen de revue, verklaard binnen de vigerende gezondheidsleer en toegelicht door talloos veel anekdoten uit even zovele bronnen. De beschrijving is altijd precies, in een stijl die heen en weer springt tussen ernst en droge humor, de eerste vaak met trots op de krachtige Republiek, de laatste meer dan eens met rauwe grappen. In beknoptheid valt deze encyclopedie te vergelijken met Hoofts Histoorien, in banaliteit met Bredero. De veelvormigheid ontspoort echter niet: het werk heeft een evenwicht in zichzelf en juist in die caleidoscopische balans - met name in het tweede deel, Schat der ongesontheyt - ligt voor mij de aantrekkingskracht.
Als de kloof naar het verleden te overbruggen valt, dan hier. Met betrekkelijk weinig moeite kan men zich voorstellen hoe de zeventiende-eeuwse burger in dit boek bladerde, keek en zowel las als leerde - of leerde als las, al naar gelang de aanleiding. Of het nu om tijdverdrijf of om huismiddeltjes gaat, zo gauw men begint te lezen, verbinden utile en dulce zich. Deze later zo vaak - ongetwijfeld mede door het drammerige karakter van het canon-onderwijs - verguisde combinatie laat zich in een spontanere, minder bevooroordeelde context krachtig gelden, zo bleek uit de reacties op het Griffioen-deel De schat der gezondheid. Enkele vakgenoten bekenden te zijn gaan twijfelen aan hun culturele normen, terwijl studenten in heftige discussies literaire principes (her)ontdekten. Het boek is tevens mijn enige publicatie die buiten vakkringen met enthousiasme gelezen is. De uitgangspunten van Eddy Grootes hebben hun vruchten dus afgeworpen.
Ik sluit me dan ook graag aan bij zijn pleidooi voor de populaire literatuur. Lees Van Beverwijck: hij voert u naar de wereld van de zeventiende-eeuwse burger en zal u bevrijden van uw twintigste-eeuwse vooroordelen. Laat u helen!