De duinen gillen mee!
(1997)–Willem van den Berg, Hanna Stouten– Auteursrechtelijk beschermdWillem Bilderdijk
| |
[pagina 56]
| |
Van 't overwelfde venster
van Klermonts opperzaal
zag Blanka, de overschone,
de rijke wapenpraal.
Daar lag zij in het venster,
behangen met fluweel,
in 't midden van haar maagden,
gedost in 't aadlijk geel.
Daar stond zij voor het venster
in hemelsblauw gewaad,
gelijk het korenbloempje
in 't rijpend graanbed staat.
Zij droeg een gouden keten
met diamanten boot;
die hing haar van de schouders
en wapperde in haar schoot.
Haar volle boezem zwoegde,
haar nieuwsgier oog vloog rond,
een blos besteeg haar wangen,
een lach haar heuse mond.
Zij zag de fiere ridders,
versierd met zijde en goud;
zij zag hun fiere rossen
op hun berijders stout.
Zij zag die fiere rossen
met Corduaan getoomd,
bekleed met purpren dekken,
met franje rijk omzoomd.
| |
[pagina 57]
| |
Zij zag de ridders draven
op 't steigerende ros,
het moedig hoofd omwemeld
met struis- en reigerbos.
Zij zag hun wapens blinken,
met kleuren groots bemaald;
hun brede bandelieren
beschilderd met de naald.
Zij zag de wapenschilden,
gedragen rij aan rij,
door rijkgedoste knapen
in 't blinkend eerlivrei.
Zij zag de banderollen
van graaf en koningskind
in duizend bochten golven
en zweven op de wind.
Haar oog begon te glanzen
van schuldeloze vreugd
en dwaalde, vol verrukking,
door al de ridderjeugd.
‘Ach, zeg mij,’ riep zij driftig,
van argwaan ongewis,
‘wie onder al die ridders
de Graaf van Holland is.’
Haar eega hoort haar 't vragen
en ziet haar vorsend aan,
haar mond verbleekt en siddert,
haar hart begint te slaan.
| |
[pagina 58]
| |
Zij slaat haar ogen neder
en hals en borst wordt rood:
zij voelt haar knieën schudden;
haar leden, koud als lood.
Zij wil, maar kan niet spreken,
en ziet, noch denkt, noch hoort;
noch weet de blik te ontduiken
die door haar boezem boort!
‘Zie’ (sprak hij, grijnzend lachend)
‘in gindse gravenstoet
op 't wapenveld van goude
die liebaard, rood als bloed.
Dat is de graaf van Holland,
die ridder zo volmaakt!
Beschouw hem wel terdege
want weet, zijn stond genaakt.’
Zo spreekt hij en verlaat ze,
en geeft zich naar beneen,
en Blanka glipt een parel
langs wang en boezem heen.
De schone wijkt van 't venster
en zet zich bevend neer:
daar is voor Blanka's ogen
geen feest of schouwpraal meer.
Daar breekt de gouden keten
en schiet haar in de schoot:
de steen verliest zijn luister
en kondigt schrik en dood.
| |
[pagina 59]
| |
In 't midden van de helden,
op 't briesende genet,
reed Floris blij en moedig
met statelijke tred.
De schildknaap aan zijn zijde
droeg speer en veldbanier
en wit gepluimde hellem
met openstaand vizier.
Zijn helder voorhoofd glansde
van vreugd, van majesteit,
van 't blinkend git der lokken
om 't edel hoofd verspreid.
Zijn treffend oog vereende
in 't hemelschoon gelaat
de heusheid van een ridder,
het vuur van een soldaat.
De glimlach van 't genoegen,
de blos van echte moed,
en de onmiskenbre trekken
van 't Frankisch koningsbloed.
In 't midden van de helden
stak 't prinslijk hoofd zich uit,
gelijk de fiere lelie
bij 't needrig heidekruid.
In 't midden van de helden
scheen al wat om hem vloog
als voor zijn dienst geschapen,
te hangen aan zijn oog.
| |
[pagina 60]
| |
In 't midden van de helden
hing aller hart hem aan;
en niemand die zich vleide,
met hem gelijk te staan.
Daar reed men naar de poorte
waarboven Blanka zat,
en zag de hof jonk vrouwen
wier rij zij om zich had.
Hij heft het oog naar boven
en biedt de schone stoet
die afziet uit de vensters
de ridderlijke groet.
Hij heft het oog naar boven
en valse Klermonts speer
doorboort hem 't argloos harte
en ploft hem zielloos neer.
Het bloed ontvliedt de wonde,
het licht zijn brekend oog
dat rondziet naar zijn moorder
en wraak vraagt van omhoog.
Een schreeuw gaat op ten hemel
en alles woelt dooreen!
Maar niemand zag de wonde
dan brave Kleef alleen.
Hij grijpt zijn heldendegen,
graaf Floris' vriendschapspand,
en wringt de laffe moorder
dat staal in 't ingewand.
| |
[pagina 61]
| |
Daar hoort de ontroerde Blanka
de gruwel en zijn straf!
Daar ziet de ontroerde Blanka
op beide lijken af!
Haar knieën knikken samen,
haar bloed en adem stalt;
zij gilt en liet het leven;
en 't zwart toneeldoek valt.
|
|