Alles is taal geworden. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1800-1900
(2016)–Willem van den Berg, Piet Couttenier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 723]
| |
Epiloogaant. | |
[pagina 725]
| |
In de literaturen van Noord en Zuid voltrok zich aan het eind van de negentiende eeuw in versneld tempo een proces van ontvoogding. En in dat proces groeiden beide literaturen ook naar elkaar toe. Het superioriteitsgevoel, zo niet het dedain, waarmee schrijvers uit het Noorden aan het begin van de negentiende eeuw hadden neergekeken op hun schrijvende zuiderburen en het timide opkijken van de Vlamingen naar de Nederlandse auteurs had in de loop van de negentiende eeuw allengs plaatsgemaakt voor meer waardering en gevoel van eigenwaarde. De sinds 1849 gehouden jaarlijkse Taal- en Letterkundige Congressen hadden in dat proces een niet te onderschatten rol gespeeld. In de laatste decennia van de negentiende eeuw bleek die toenadering onder meer op twee terreinen: Nederlandse uitgevers ruimden in hun fonds plaats in voor Vlaamse auteurs en over en weer was men welkom in de literaire tijdschriften. Verwey typeerde de situatie op het einde van de negentiende eeuw kernachtig als ‘vermenging op voet van gelijkheid’. In het wisselende proces van afstoting en aantrekking, zo kenmerkend voor de geschiedenis van de Nederlanden, vormde de culturele toenadering van Noord en Zuid rond 1900 een ‘markant hoogtepunt’. Die integratie zou zich in het begin van de twintigste eeuw overigens doorzetten, niet alleen op het vlak van boekhandel en uitgeverij of in de tijdschriftenwereld. Vlamingen en Nederlanders ontmoetten elkaar ook geregeld in redacties van kranten en auteursverenigingen of op congressen, lezingenreeksen en theateropvoeringen. Tot aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog was er zonder meer sprake van een onderlinge culturele en literaire samenhang. Nadien zou daarin weer verandering komen, bijvoorbeeld toen de Groot-Nederlandse gedachte na 1930 in een politiek extreemrechts kader haar onschuld verloor. Of nu hooggestemde cultuurpolitieke idealen, literaire programma's dan wel commerciële motieven de grondslag vormden, in de twintigste eeuw was de verhouding tussen Noord en Zuid of Zuid en Noord allesbehalve een eenvoudige zaak. Samenwerking en conflict, toenadering en verwijdering losten elkaar af. De voorgeschiedenis hiervan ligt in de negentiende eeuw. Toen al bouwden letterkundigen een complexe identiteitsverhouding op, gaande van integratie tot autonomie. Ze waren op paradoxale wijze één en gescheiden door dezelfde taal en literatuur. Kortom, met hoeveel zwier men in Noord en Zuid tijdens de negentiende eeuw en daarna voor elkaar de hoed wist af te nemen, uiteindelijk - men versta ons wel - geldt ook hier: elk zet zijn eigen hoed op het eigen hoofd
|
|