Gezangen mijner jeugd
(1968)–Jacobus Bellamy– Auteursrechtelijk beschermd5. De liefde (7) aant.De teêrste hartstogt, die 't genoegen
Der stervelingen 't meest vergroot,
Staat immer voor het nijpend wroegen
Der redelooze kwelling bloot.
| |
[pagina 7]
| |
5[regelnummer]
Vrees, moeite en agterdogt bespringen,
Ga naar voetnoot5
Met felle woede, 't minnend hart.
Al vaak zijn kleene beuzelingen
De bronnen van de grootste smart.
Somts zwijgt de spreekendste bewustheid,
Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Wanneer de vrees heur stem verheft.
Daar 't hart, gefoold door ongerustheid,
Ga naar voetnoot11
Zijn eigen toestand niet beseft.
De Liefde, tuk op veinzerijen,
Die zij zich zelf te ontveinzen tragt,
15[regelnummer]
Heeft zich al menigwerf in lijën,
Ga naar voetnoot15
Door schuldelooze list, gebragt.
ô! Mogt ik iets den hemel smeeken!
Ik vroeg niet dwaas om rang of schat;
Maar, om een min, die voor het steeken
20[regelnummer]
Der kwelling niets te vreezen hadt.
|
|