ste boek gemaakt, nu tot de Menschen over, die met den Geesten, en besonderlik den Duivel enige gemeinschap souden hebben, so als 't gemeen gevoelen mede brengt. Ik houde daar in ook deselfde order als in 't II. Boek; so dat ik eerst na alles soeke, en op het laatst dan tone, hoe veel 't uitbrengt dat ik dus gevonden hebbe. Het eene word in de 18 eerste kapittelen, en 't ander in de 5 laatste voorgedragen.
Ik opende voor af den regten Staat van dit Geschil: te kennen geevende, dat hier de vrage niet so seer en is, of daar wel Tovery zy. Het welk ik toesta: maar of daar zy alsulke Toverye, die op den grond van een verdrag der menschen met den Duivel, dingen kan doen seggen en te wege brengen, die de Natuur te boven gaat. Dit verklare ik in het eerste hoofdstuk.
Navolgens de gemelde onderscheidinge besoek ik 't met de Reden eerst in 't 2. en 3. hoofdstuk; aldus verdeeld in twee, dat ik eerst ga besien, of 't kan begrepen worden, dat menschen met de Geesten omgang hebben, om op of door malkanderen te werken: also dat eerst moest vast staan, somen wil geloven datter tusschen beiden een uitdrukkelijk Verbond kan zijn, en alles over ende weder gaan. Het eerste word op sulken grond als ik in 't 2. hoofdstuk van het II. boek gelegd hebbe, hier ontkend; en 't gene daar geseid is noch wat nader uitgeleid, en tegen Glanvill enen Engelsman verdedigd in het tweede hoofdstuk. Daar 't derde dan op bowt, om dat Verbond der toverhandelaars met den Duivel als ongerijmd en ongelooflijk te verwerpen: waar in deselve Glanvill op verscheidene uitvlugten en beantwoord word, en uit sijne eigene redenen genoegsaam overtuigd.
Voortgaande tot de Schrift, als hoger School, besta ik die van voor tot achter door te sien, gelijk ik doe van 't 4. tot het 17. hoofdstuk, om daar ten aldernaawsten op te soeken, wat ons deselve van dit werk met al hetgene daar aan vast is, met woorden of exempelen te kennen geeft: van daar af dan het werk opmakende, so alsmen volgende de Schrift daar van geloven moet.
Het Ondersoek heeft in het vierde tot inleidinge een opstel van de Namen, die daar in aan sulke menschen of derselver konsten ende handelingen worden toegeschreven: en de verscheidenheid van de vertalinge derselven so by onse Oversetters onder sich, als ook van anderen, daar met deselve vergeleken.
Dat so voor eerst maar in 't gemein: daar na word dan besonderliker ondersocht, eerst, of de Schrift van sulke menschen, konsten, handelingen spreekt, alsmen gemeenlik daar voor houd, in 't 5--12. hoofdstuk. So niet, wat het voor luiden waren, en watter eigentlik de Schrift van seit in t' 13--17. hoofdstuk.
Het eerste handel ik gelijkerwijse uit de Schrift als uit de Reden, in voegen dat ik trapsgewijse voortga: eerst ondersoekende, of dese luiden daar sy ons van spreekt, besonder omgang met den Duivel hadden, door wiens behulp en kragt sy wicchelden en toverden; en dan, het gene meer is, of daar ook zy een Verbond. De plaatsen der Schrifture die ik nopende dat eerst ondersoeke zijn driederhande. Sommige, die ons Historien vertonen, waar in