IX. Sulx alles word noch meer bevestigd door een sonderling voornaam geval tot Franiker gebeurd | 64 |
X. Noch onlangs is tot Kampen diergelijk exempel van Betoverdheid ontdekt | 77 |
XI. So blijkt ook het bedrog van Toverye en besetenheid uit die merkwaerdige historie der Urselijnen tot Lodun. | 85 |
XII. Uit desen allen is dan af te nemen, op welke wijse men sig heeft te dragen in het ondersoek van sulke dingen, als men acht van den Duivel, of door Tovery ontstaan; alsmede nopende sodanige vertellingen, als ons van anderen daar af ter handen komen. | 92 |
XIII. Vervolgens word de eerste proeve dan gemaakt op sulke stukken als in 't eerste Boek so hier en daar zijn aangetrokken; en eerst so veel als d'oude Heidenen betreft. | 99 |
XIV. Die van de hedendaagsche Heidenen zijn mede seer wel op te lossen. | 108 |
XV. So ook die van de Joden en Mahometanen. | 115 |
XVI. Verscheidene proeven Paapscher Bygelovigheid in voorgewende spokery en Tovery, behoorlik ondersocht, zijn openbaar. | 122 |
XVII. Noch verder staan te ondersoeken sekere gemeene stukken, die men self ook onder Protestanten van gewone ende als bekende spokery gelooft, | 130 |
XVIII. Van desen aart is mede 't gene van sodanige geseid word, die uit verre Landen tijdinge vernemen: sig hard, dat is te seggen schoot en steekvry maken konnen, en diergelijke. | 142 |
XIX. Den uitgang van de kinderen tot Hamelen, en de geest van Zacharias, Poolschen Vryer, staan op eenerleye hoogte van geloofweerdigheid. | 151 |
XX. Het gene onlangs met den Metselaar tot Bolsward is gebeurd, is mede niet beswaarlik op te lossen. | 160 |
XXI. De Duivel van Mascon en die te Tedworth hebben boven alle spoken d'eerste plaets. | 167 |
XXII. Het Hexenspook, also genaamd, tot Annenberg, en nog een ander by Losanne, komen op het selfde uit. | 182 |
XXIII. Het gene meest na Tovery gelijkt, en echter minst daar aan gemeenschap heeft, is 't vinden van den oorsprong der wateren van goud en silvermijnen, en 't opsoeken van de Moordenaars en Dieven, door het middel van een rijsken in den hand, en wel besonderlijk dat van den Boer, als nog in wesen, by Lyons. | 196 |
XXIV. Het ondersoek der Toverregters geeft gantsch geen bewijs van Tovery. | 204 |
XXV. Het gene t' Amsterdam en Hoorn in 't Weeshuis, en tot Rijssel in een Armen Kinderhuis word verhaald gebeurd te zijn, geeft geen bewijs van Tovery. | 209 |
XXVI. De wonderlijke kraam van 't wijf tot Abbekerk bestond ook in geen Tovery. | 217 |
XXVII. De Regtsplegingen gehouden op 't begin der Reformatie in de Nederlanden over Toverye, zijn na regt en reden niet geweest. | 223 |
XXVIII. Voor tachtig jaren wierd in Denemarken, als ongemeene sware tovery gestraft, waar van 't bewijs, na de reden ondersocht, ook niet en deugd. | 226 |
XXIX. 't Bewijs, getrokken uit het Sweedsch verhaal van seer vermaarde Toveryen in de jaren 1670. en daar ontrent gebeurd, met diergelijken, word door sig selve wederleid. | 234 |
XXX. D' ontdekte Toverye, so men meint, onlangs in 't west van Engeland, wel ondersocht, ontdekt sig al te bloot. | 239 |
XXXI. Geregtelijke Informatien, genomen over toverplegingen tot Harlingen, en elders, bewijsen mede de gewaande Toverye niet. | 258 |
XXXII. Op al 't voorgaende is noch toe te geven een kind in Friesland, 't welk men seide dat betoverd was. | 267 |
XXXIII. Uit al 't voorseide blijkt dan eindelik, dat sulke Spokerye, wichlerye, als men voorgeeft, in de Weereld niet en is. | 277 |
XXXIV. Derhalven staat het aan de genen die 't bestier van Kerken, Scholen en Geregten hebben dat blind gevoelen en onchristelijk gebruik te wederstaan. | 282 |
XXXV. Van al het gene dat tot hier toe is geleerd, is het einde van de sake, verwerpt d'ongoddelike en oudwijfsche fabelen; en oefent u selven tot Godsaligheit. 1 Tim. 4: 7. | 286 |
EYNDE.