| |
XI. Hoofdstuk.
Waar uit des te klaarder te verstaan is, in welken sin denselven enige besondere verrichtingen toegeschreven worden.
§. 1. NU sal ik dan 't gene dus lang in 't gemein geseid is, voortaan in 't besonder tonen. In drie exempelen, van de gene die X. §. 12. gemeld zijn, is dat klaarlik te bemerken. Zijn die twee die tot verderf van Sodom uitgesonden waren, Engelen geweest; het blijkt niet datse so veel daar toe gedaan hebben, als twee menschen
| |
| |
souden hebben konnen doen. Want hun verderven, gelijk sy 't noemden, magmen so verstaan, dat sy 't verderf verkondigen; en den regtveerdigen Lot ter veilige plaatse geleiden, eer het quam. Maar doe dat quam, so en deden het die Engelen of die mannen niet; maar de heere dede vuur en swavel over Sodom en Gommorra regenen, van den heere (dat is van hem self, door sijn bestuur) uit den Hemel, Gen. 19: 24. Een van die twee seide; Siet ik hebbe uw aangesicht opgenomen over dese sake, dat ik dese stad niet om en keere daar gy van gesproken hebt. Haast, behoud u derwaarts: want ik sal niets konnen doen, voor dat gy daar gekomen zyt. v. 21, 22. Doch so sy self ook iets daar in te doen hadden, dat mogtense, gelijk Elias, door gebeden doen. 2 Kon. 1: 10, 12. Tot sulk verderven dan, gaf God ook wel den Profeten magt en last. Siet ik stelle u te desen dage over de volkeren en koningrijken: om uit te rukken en af te breken, te verderven en te verstoren. Hoe dede hy dat? So als 't hem de Heere in den selfden aassem voor af seide Siet ik legge mijne woorden in uwe mond. Ierem. 129, 10. En op geen andere wijse leestmen dat Ieremias ooit iet brak of scheurde: dat was sijn doen niet: maar het deed hem leed, (schoon hy des gewillig was) dat hy 't slegs maar seggen moest.
§. 2. De twee anderen zijn gemakkelik op de selfde wijse te verstaan: de 70000. in Davids tijden aan de pest gestorven, en Herodes gegeten van de wormen: beide so verhaald, dat het een Engel was diese sloeg. De peste nu is des Heeren hand; daar had hy genen Engel toe van doen. Dat heeft hy trouwens nooit, sult gy seggen, die om iets te doen den dienst der schepselen niet behoeft. Seer wel: maar waarom is het meer de hand des Heeren, wanneer hy den dienst der Engelen in de pest, dan wanneer hy dien van menschen in den oorlog gebruikt? De Historie seit selfs van den Engel anders niet, dan dat hem David sag met sijn uitgetrokken sweerd in sijne hand, uitgestrekt over Ierusalem. Door den slag van enen degen kreeg nooit menschen de pest en noch minder van 't gesigt. Desgelijx hoorde David dat God tot den Engel seide: trekt uwe hand af, 't is genoeg. Meinen wy dat God van noden heeft, aldus met hoorbare woorden tot de Engelen te spreken? Of was dat slegs om David hier te doen? so als wy nader sullen sien.
§. 3. Dus groeijen ook de wormen, natuurliker wijse; sonder dat daar dienst van Engelen toe nodig is: als is 't dat sulx in de siekte van Herodes enen Engel toegeschreeven word: ende heeft niemant ooit gedachten gehad, buiten dit exempel, dat waar wormen groeiden, daar een Engel was te werk geweest. Ook en is Herodes niet so schielik, als van den slagh des Engels dood gebleven: also de wormen tijd behoefden om sijn Lichaam te doorknagen, tot dat hy stierf. Iosefus bevestigt mijn vermoeden: seggende in sijn 19. boek van d' Oudheden, dat hy vijf dagen met onlijdelike buikpijn gequeld, en daar aan jammerlik gestorven is: sonder van den Engel iets te melden, daar hy anders seer gereed is sulke verschijningen, meerder dan hy waar kan maken, te vertellen. Dit doet my gissen, datter self geen Engel is gesien geweest. Maar die wormen, knagende des trotsen Ko-
| |
| |
nings darmen, zijn buiten twijffel oorsaak van die scherpe pijn, en van den dood geweest. En heeft die quellinge so veel dagen geduurd: so is 't niet so seer de schielikheid des dodeliken overvlas; maar Gods geregtigheid geweest, die den hoogmoed dus gestraft, en anderen ten exempel gesteld heeft.
§. 4. Wat seg ik dan? dat het niet waar is, 't gene hier van d'Engelen geseid word? Dat zy verre: maar dat het niet en blijkt, dat een Engel daarin heeft gewerkt, het gene Gods werk en der Nature was. Hoe komt dan hier een Engel by te pas? Ik segge tweesins; dus by David, en weer anders by Herodes. Dat David enen Engel dus gewapend sag; het was om hem sigtbaarlik te doen begrijpen, dat het Gods besonder oordeel was, die sich menscheliker wijse dus vertoonde: gelijk een Koning of een Regter, die sijne trawanten en scherpregters gereed heeft, om den misdadigen te straffen. God is een rechtveerdig Regter, ende een God die alle dagen toornt. Indien sich iemant niet en bekeerd, so sal hy sijn sweerd wetten: hy heeft sijnen boge gespannen ende dien bereid: ende heeft dodelike wapenen voor hem gereed gemakt; hy sal sijne pylen tegen de hittige vervolgers te werk stellen. Psal. 7: 12, 13, 14. So als David hier dan by gelijkenisse spreekt so heeft hy 't daar ook by gelijkenis gesien. Desgelijken, dat den Engel word belast, sijn sweerd weer op te steken; het was om dat het David horen, en daar door van sijns gebeds verhoringe versekerd worden soude. En wat Herodes belangt: de dodelike plage, hem aanstonds op dat godslasterlijk vertoog, dus kragtig treffende, gelijk 't Iosefus ook (hoewel niet enig inmengsel van verdichtselen) verhaalt; word, als een bewijs van Gods besonder oordeel, enen Engel, als sijnen dienaar toegepast. Want, menschelijk gesproken, de Rigters hunne dienaars, tot uitvoeringe der straffe aan de misdadigers, gebruiken.
§. 5. Nu dit klaar is, (gelijk my toeschijnt dat het is) heeftmen met d'andere exempelen niet veel werx. Want somen die naders nemen wil, als dat God het werk gedaan heeft, daar sich een Engel of meer by liet sien: so vervaltmen t'elkens in de selfde swarigheid. En noch meer: want so een Engel genoeg was, om 185000. neer te vellen, waartoe hadden Elisa en Gehasi met hun beiden een gansch heir van Engelen te sien? Want siet de gansche berg was vol vierige peerden en wagenen rondom Elisa. 2 Kon. 6: 17. Daarenboven word het doden der Egyptische kinderen genen Engel, maar over al God den Heere self toegeschreven. Men sie d' historie na, Exod. 12. 12, 13, 23, 29. daar en word geen Engel in genoemd. Desgelijx ook op andere plaatsen niet, daar dit doen als een exempel van Gods wonderen verhaald word. Psal. 78: 51, en 105: 36. en 135: 8. en 136. 10. Alleenlik word daar, en Ex. 12: 23. en Hebr. 11: 28. van den Verderver gewaagd. So noemt God hem self, die sig niet alleenlik tegen d' Egiptenaars so droeg; maar ook self sijn volk uit Egypten land verlost hebbende, wederom de genen die niet en geloofden verdorven heeft. Iud. v. 5. Die met Iakob worstelde word self God genoemd. Gen. 35: 9, 10. Hos. 12: 4. Van den Engel die 't volk door
| |
| |
de Zee en door de woestijne leidde, sullen wy hier na noch in 't besonder spreken.
§. 6. Aan 't gene voorts verhaald word, dat Daniels gesellen van den Engel weder voer, laat ik my niet veel gelegen zijn: want ik ongehouden ben, een verhaal op te lossen dat van geen onfeilbare waarheid is. En al ware 't so: noch en stond ik echter niet verlegen. Want dat van de drie jongelingen is met dan van David seer gelijk. Sulx blijkt uit dien dat het hen niet nodig was te sien, so als 't verhaald word, dat sulx door den Engel wierd gedaan: dan alleenlik om tot hunnen troost daar uit te begrijpen, dat het Gods besondere hulpe was die hen dus verwonderlik in 't heetste vuur bewaarde. Of het word slegs op die wijse daar verteld, om den leser sulx op 't levendigste te verbeelden; even eens of men seide, dat een groot heer sijne dienaars sond, om verlegene menschen uit den nood te helpen.
§. 7. Wat dat van Habakuk betreft; daar valt noch vry wat meer aan te besnoeyen. De konst van verdichten eischt, dat het gene verdicht word, schoon het in de sake diemen voor heeft eigentlik niet waar kan zijn; echter enige gelijkenisse met de gemeene waarheid hebben mag. Dus, al en past het op de Ziele niet: het past nochtans op de menschen wel, dat Lazarus van Engelen gedragen wierd. Luk. 16: 23. So ook, dat een wind de twee wijven, die elk twee vleugelen hadden; met de Efa, en de vrouwe die daar in sat, door de lucht in 't land Sinear dede voeren. Zach. 5: 9, 10, 11. En dit zijn echter, 't een slegs ene gelijkenis, en 't ander een gesigte. Veel min kan 't dan voor een historie bestaan, daarmen 't voor opgeeft; dat een mensche, sonder vleugelen, door de lucht, niet als met handen gedragen, maar by den hairen gesleept is. En waar toe doch? Om Daniel in den leewenkuil te spijsigen; en ondertusschen de maayers op 't veld, voor wien die pap gekookt was, te laten vasten. Dat paste Daniel beter die in lijden was, en hy was daar beter toe gewend, dan die so suren arbeid deden. Vorder is de waarheid van dit gansch verhaal om reden by my seer verdagt. Want so Daniel tweemaal onder de leewen geweest is: (gelijk het in sijn boek cap. 6. noch eens verhaald word) hoe en was Cyrus, onder wiens regeeringe dit gesteld word door 't exempel van Darius niet geleerd; Die Cyrus, die den God des Hemels, welken Daniel aanbad, beter kende dan ooit koningen van Babel voor dien tijd? Die sulken heerlijken belijdenisse heeft gedaan, als op 't einde der Kronijken en 't begin van Esra staat verhaald: het is niet te denken, dat hy Daniel, om het breken van een afgodsbeeld, in den kuil der leeuwen werpen sal.
§. 8. Hoe salmen dan verstaan, het gene ons Gods regelmatig Woord van de verrigtinge der Engelen meld? So als van de Wolke, die onse Heere opnam datmen 't sag; Hand. 1: 9. daar eigentlik geen wolke toe bequaam noch nodig was. So als Elias in een onweder ten Hemel voer; dat in Donder en Blixem bestond, waar in sich een vuurige wagen en peerden vertoonde. 1 Kon. 2: 1, 11. Wie gelooft, dat het al verslindend vuur bequaam is, om den mensch tot peerd en wagen te verstrekken? Besluit
| |
| |
dan iemand uit het gene hier van d'Engelen gemeld word, datse in henselve magtig zijn met menschen te worstelen, of hen door de peste te doen sterven: of dat een der selven een overmaten talrijk leger teffens kan verslaan: so wil ik insgelijkx beweeren, dat een wolke; ja dat self het vuur beqaam is, om de menschen van der Aarde na den Hoogsten Hemel op te voeren. Wat seg ik dan? Gods kragt heeft Christus en Elias opgevoerd: de Wolke en het Vuur waren slegs de tekenen van sijne majesteit. So ook: God sloeg d' Eerstgeborenen in Egypten, de 70000. Israëlyten en de 185. duisend Assyriers met de peste; Herodes met enen smerteliken dood: d'Engelen zijn daar in genoemd of vertoond, om de staatsie te verbeelden, die so hogen majesteit en so groten Rechter past.
§. 9. In den selfden sin was 't een Engel die met Iacob worstelde, die 't volk door de Zee en Woestijne voerde, die Petrus uit de gevangenis verloste, die den steen van 's Heeren graf wentelde. In dat worstelen droeg sich Jacob vorstelik met God, Hos. 12: 4. en die heeft self sijn volk geleid als ene kudde, door de hand van Mose en Aaron. Psal. 77: 21. en 78: 52. Ies. 63: 11. En 't gene ontrent Petrus en Ioannes van den Engel word gemeld, Hand. 5: 19. en 12: 7. dat selve word aangaande Paulus en Silas verhaald, sonder Engel te noemen. Hand. 16: 26. So is 't Mattheus ook alleen, die den Engel in 't afwentelen van den steen benoemt: d'anderen swijgen dat; en Marcus seit alleenlik, dat de steen afgewentelt was. God self heeft Christus opgewekt; Hand 2: 24, 32. hy self is opgestaan: Mat. 16: 6. 't gene vry wat meer is dan een steen, hoe swaar hy ook soude mogen wesen, te verleggen. Geen der Apostelen, noch der vrouwen die aan 't graf quamen, heeft den Engel ook gesien, voor dat het graf geopend was. Alles komt op een en 't selfde uit: God heeftet self gedaan: d'Engelen zijnder niet dan tekenen der goddelike majesteit geweest; het zy datse blotelik daar in genoemd zijn, of met een gesien. Dit wil ik nu op by gebrachte proeven noch wat nader in 't besonder tonen. Dus ga ik dan van stuk tot stuk: ende wil den Leser seggen, hoe het een en 't ander na den stijl der schriften word verstaan, dat het alles waarlik is geschied.
§. 10. Iacobs worstelen met God, ende spraak die sy met malkander hielden, acht ik dat gelijk als anders t'elken male, voor en na, in een godlijk nagt gesichte is geschied. So sag hy Engelen klimmen, en hoorde God van boven spreken; hoorde enen Engel ende sag het reelen van sijn vee; ontmoeten hy te Mahanajim Mahanajim, dat twee heirlegers van engelen te seggen is. Genes. 28: 12. en 31: 11: en 32: 1, 2. Hem docht dan in dit gesigte, dat hy worstelde met enen man; so de gedaante was die hem verscheen. De kragt der inbeeldingen, die hier van besonderen godliken indruk was; deed hem sijn Lichaam, niet by inbeeldinge, maar in waarheid so kragtiglik bewegen, dat hem sijne heupe daaraf dus verwrongen wierd. Want natuurliker wijse sullen sommige menschen in den droom sich kragteliker bewegen, dan sy wakende souden konnen doen; door dien d' inbeeldende kragt, by stilstand van des menschen werk, wanneer de levende geesten in
| |
| |
hem rusten, so veel sterker is; en dat de herssenen, dien diepen indruk ontvangen hebbende, deselve elders heen te kragtiger bepalen. Dit sietmen in de nachtwandelaars gebeuren, daar van d' exempelen onlochenbaar en menigvuldig zijn. Op dese wijse heeft God hem van sijnen wille in 't besonder onderrecht.
§. 11. Van 't slaan der Egyptenaren, der 70. en der 185. duisend, is, mijns oordeels, al so veel geseid, dat het klaar genoeg is om te verstaan; God heeft al die menschen met de Pest gestraft. So als hy menigmaal door de gansche wereld doet; heeft hy doe op ene sonderlinge wijse, en boven al merkweerdig, een bewijs van sijn regtveerdig oordeel willen doen. Want men diergelijke in de weereld nooit en vond: somen ook van alsulken swaren Pest nergens in geen boeken leest; noch die so besonderlik bepaald en bestuurd wierd. In Egypten alle d' Eerstgeborenen, niemant uitgesonderd, en ook niemant buiten dien: altemaal Egyptenaars, niet een Israelijt; en dat al in eene nacht wel 70. duisend menschen in drie dagen tijds, binnen de palen van dat eene land; en nochtans tot d' uiterste grensen van Dan tot Berseba toe; effen op alsulken tijd als het God aan David had voorseid: dat was voor een besonder werk van Gods wreekende geregtigheid aan te sien; ende moest met de benaminge en verschijninge eens Engels met den degen in de vuist op 't kragtigste vertoond, en daar door de geschiedenisse van aanmerkeliker geheugenisse zijn. met de 185. duisend Assyriers isset even eens gelegen. Een onweergalijk proefstuk der godliker geregtigheid is daar in openbaar: want wie heeft ooit van so vervaarliken sterfte gehoord?
§. 12. Ik weet wel, 't word my qualijk afgenomen, dat ik dus den Engelen verkleininge schijn aan te doen: terwijl ik alles breng tot God. De Schepper word hier door dan niet verkleind: en wat sal my het schepsel doen? Geen Engel (so God voor ons is) sal ons daarom van Gods liefde scheiden, mag ik ook in desen wel met Paulus seggen, Rom. 8: 38. Maar hoe na souden d'engelen gebelgd zijn, als men hen de eere geeft, datse Gods gesanten, Gods trawanten, Gods heirlegers zijn: somen niet met een en seit, dat sy onder sulke namen ook aan God deselfde diensten doen, welken aardsche koningen behoeven? Wanneer sy slechs by God so veel eere, als lijf-dienaars en hovelingen by de Prinssen hebben, is dat niet breed genoeg? en wat hunne kragt belangt, die mag wel groter zijn, dan om 185 duisend man te doden; en nochtans sodanig niet, maar van anderen aart. Ons werk is hier alleenlik, dat te ondersoeken 't gene ons betreft. En wat daar buiten of daar boven is, dat laat ik al aan God.
§. 13. Maar hoe groot ik achte dat de kracht der engelen zy, die by God gebleven zijn: (waarover ik met niemand langer twisten wil) so kan ik echter niet verstaan, datmen die gevolgelik den Duivel of den bosen Geesten toe kan schryven. Want dat de Mensche door den val so merkelik van sijne kragt des Lichaams, en voornamelik der siele sal verloren, en de Duivel alles noch behouden hebben, acht ik ene ongerijmde saak te zijn. Daar
| |
| |
beneffens, waarin salmen seggen dat de straffe van den Duivel (buiten twijfel swaarder dan des Menschen) mag bestaan? In den mensch is lichaam en Ziele, in de Ziele is de Wille en 't Verstand. Hoe seer des menschen Lichaam door den val verswakt zy, is genoeg bekend. Maar de Duivel, sonder lichaam zijnde, word in 't lichaam niet gestraft. Sonder lichaam dan moet hy in Verstand en Wille so verdorven en verswakt zijn, dat hy ruim so weinig als de mensche na sijnen eersten staat gelijke. Dieshalven kan ik niet bevroeden, hoe de bose Geest so veel weten soude alsmen meint dat hy weet, ofte doen als men seit dat hy doet.
|
|