De betoverde wereld(1691-1693)–Balthasar Bekker– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 136] [p. 136] Aan Frouk Fullenia. Hertlieve seer getrouwe. Vernoegde deelgenoot in voorspoed als in rouwe; Veelwaarde Moeder van twee Dochters. eenen Soon; En paerel aan het goud van ons driedobble kroon. Mag dit Papiere-kind U mee voor Moeder groeten: Ik geef't u in den arm. En 't moet mijn leed versoeten, Dat, schoon dit herssen-kroost van 's lichaams vrugt verscheelt; Als niet na d'huwlix wett met uw behulp geteeld; Maar door afscheidentheid van uren en van dagen, Ja nachten voor een deel: gy echter neemt behagen; Die self, door vrese noch door vrienden raad bekoord, 't Versaken my ontried. En 't was uw laatste woord Op 't scheiden. Dat is trow! Nu seg ik daer beneven, Dat dit, mijn kind alleen, de drie sal overleven Die God ons tsamen gaf, Want, so ik 't wel voorsie, 't Groeit tegen d'onlust op. En wat belangt de drie: 't Sal hen door broederschap in 't dagelijx verkeeren, Als wijser, 't Kristendom uit vaster gronden leeren; En bygelovigheid, deugds hinderpaal, en schrik Verbannen, door de vrees des groten Gods. Dies ik, Wat seg ik? Gy en ik, Beminde, ('k mag 't geloven), Al wierd mijn Letterkind van ieder een verschoven; Wy bergen 't gaarn in huis tot dienst van U en my: Daar houd het goed en bloed van Spook en Duivel vry. VVie vreest, dien God bewaart? wiens hemelryke segen Door kinderlike vrees gesocht word en verkregen. Die God der Vaderen en onser Kindren God Geleide die met ons in 't eewig salig lot! 6/36 van Oostmaand 1691. b. bekker. Vorige Volgende