| |
XXI. Hoofdstuk.
Tegen al dit werk zijn by hen verscheidene Middelen in 't gebruik.
§. 1. DOch ik weet niet of 't wel nodig is, meer van desen handel op rekenenge der Papisten te vertellen: dewyl' er weinig overschiet of ons volk stemt 'et ook al mede toe. Dit sal ik in 't volgende hoofdstuk tonen: ende hier alleen verhalen wat middelen 't Pausdom ons ter hand geeft, om alle Duivelen, gespook, en betoverdheid te mijden, en te weeren. Een deel daar af raakt het Tegenweer, dat tegen sulken boosheid kragtig zy; een ander 't Ondersoek, wie aan sulken grouwel schuldig is; en het derde is de Straffe diemen dese menschen weerdig acht. Van't eerste sal ik wederom uit Schott, van het twede en derde uit andere schryvers, en uit d'ondervindinge spreken.
§. 2. Onse man, die by ons allen in staat, verwerpt verscheidene middelen, en stelt 'er ander vast. Wy willense van beiden horen. Dit zijn degenen die hy verwerpt. 1. Boosaardig schelden verdrijft geen spook: maar enige scheldwoorden in die besweeringen gemeld, welke de Kerk heeft ingesteld, helpen daar wel kragtig toe. p. 304. 2. Voor spies of degen oft enig ander geweer, en wykt geen spook p. 305. 3. Vuur en licht, ongewyd, en heeft geen kragt. p. 308. 4. Ook en zijnse door 't sluiten van deur en venster niet te keeren p. 308. 5. Schoon velen van gevoelen zijn, dat de geesten door rook of reuk, of kruiden, of door 't werpen van stenen te verjagen zijn: so beweert hy echter, dat geen natuurlike kragt van lichamelike dingen regtstreex op de geesten werken kan; ende volgens dien geen gevoelige dingen (gelijk de voorseide het natuurlikers wyse uit hunne plaats of van de menschen vedrijven konnen. p. 308, 312.
§. 3. Daartegen houdmen dat de volgende middelen met allen kragtig zijn. 1. Twee, daar niemant iets tegen heeft, een vast Geloof en vurig Gebed. p. 214, 215. Want dat is schriftmatig, also sulk een geslagte niet uit en vaart dan door bidden en vasten. Matt. 17:20, 21. 2. Vijf andere die enkel paapsch zijn, 1. De Reliquien dat is Overblijfsels van de lichamen der Heiligen of die sy daar voor houden. 2. Het teken van 't Kruis, 3. Het Wywater, 4.
| |
| |
Agnus Dei, dat is het lam Gods, op een rond koeksken van was gedrukt en van den Paus selve gewyd. Dit heeft, seit Schott, virtutem praesentissimam ene onfeilbare kragt om den Duivel weg te jagen p. 322. 5. De naam JESUS genoemd, en sijne moeder Maria aangeroepen p. 324. §. 4. Breder word die by hem op ieder stuk aldaar verklaard, ende in 't kort op den selfden sin van Iohannes David Iesuwyt, in sijn boexken genaamd Schildwacht in den jare 1619. binnen 's Hertogenbosch gedrukt, beschreven. Ik sal 't derhalven, om den Roomschgesinden geen ongelijk te doen, met sijne eigene woorden seggen. In het 10. cap. schrijft hy dit. Onder de gewyde dingen, kragtig tegen des vyands opstel, zijn dese navolgende. Het gewyd water datmen alle Sondagen in der Kerken is wydende, ende daar af wel den naam heeft, Wywater. Ook Vontewater, het welkmen Paasavond en Sinxen (dat is Pinxter) avond is wydende. Item het gewyd water, hetwelkmen Gregroius water noemt: welke de Bisschoppen wyden, met sout, asschen ende wyn; om de autaren mede te wyden, ende tot andere sulke heilige usantien ende gebruik. Hiertoe dienen ook die gewyde keerssen, diemen op H. Lichtmissen dag pleegt te wyden. Item palmtakken, ofte andere meikens, die men op den Palmsondag wyd. Ende elk dient bysonder so 't gewyd werd: het wywater, om te besproeijen; de gewyde keersse om te ontsteken; de palmtaxkens oft andere om ergens te houden of te steken; als ook namentlik het Agnus Dei, om aan den hals te dragen, oft elders te voegen, so 't bequaemelikst is met de reverentie. Hetwelke eigentlik van den Paus daar toe gewyd word, ook tegen al het quaad opstel des vyands bevryd ende beschermd te werden; ook te water en te lande, in brand ende anderen nood. Hier by dient seer wel het teken van 't heilig Kruis, 't welk de Christenen altijd gereed moeten hebben, tegen alle aanvechtingen des Vyands, inwendig ende uitwendig. Het welkmen in de H. Kerke niet alleen en gebruikt in alle wydingen, gebenedydingen, ende bedieningen der H. Sacramenten: maar ook sonderlinge in 't besweeren der bose geesten, in 't belesen der gequollene menschen; ende in als datmen is doende om de argheid en vyandschap des Duivels te wederstaan, te breken ende te niet te brengen.
§. 4. De kragt van de geestelike middelen, (so hyse noemt) stelt hy blotelik in de magter Roomsche Kerke: want dit is verder sijn seggen. Al 't gene dat noch uit zich selven, oft uit enige kragt sijner nature, noch uit d'instellen ende magt Godts; (gelijk de H. Sacramenten werken) noch uit de ordinantie der H. Kerken (die ook met Gods woord ende kragt in alle hare saken te werk gaat) al 't gene, seg ik, dat uit geene van alle dese manieren, veur enig remedie iewers toe en dient, noch kragt en heeft, ist sake datmen 't tot sulx nochtans vermeet te gebruiken, dat is al quaad, superstitieus, tegen God, sijn woord en wille. Daarna op 't elfde kapittel begint hy aldus. Aangaande de heilige woorden tegen den vyand kragtig, zijn sonderlinge d'Exorcismi, dat is belesingen ende besweeringen van de H. Kerke daar toe geordineerd. Als zijnde Exorcismi diemen na 't Roomsch orden is gebruikende: ende namentlik ook die in 't Manuaal staan, gemaakt veur het Aartsbisdom van Mechelen, gevisiteerd ende geapprobeerd, by de Doctoren in der Godheid der Universitiet van Leuven.
| |
| |
§. 5. Met het ondersoeken gaanse doorgaans, en wel meest in Duitschland, dus te werk. Wien slegs 't woord na gaat dat hy aan Toverye schuldig is, word ten eersten gevangen; en ondervraagd zijnde, so hy 't ontkent, gepynigd; tot d'eerste, tweede en derde maal. Blijft hy ontkennen, men verdoemt hem als hardnekkig; bekent hy door de pijn, so heeft sijn eigen mond het oordeel self geveld. Het wierd ook van het overlange voor bekennen aangenomen, so sy in 't geregt niet schreiden. En dewijle sy geloven, dat de Duivel sulken volk, als sijne bondgenoten, met alle list en kragt sal willen helpen: so word wel sorge gedragen, dat geenerhande gereedschap, waarmede sy sich souden konnen vry toveren, by hen heimelik mag verborgen zijn. Tot dien einde, en met een om te sien, of hun Lichaam ergens onder de klederen van den Duivel getekend is, so wordense moedernaakt uitgekleed; en so wel vrouwen als mans, over hun geheele lijf wel kaal geschoren. Doch om voor al niet mis te gaan, so heeftmen sonderlinge vier voorname proeven in gebruik gebragt, die vervolgens hier te melden staan: het gloeijend Yser, heet of kout Water, en de Waag.
§. 6. De drie eersten vindt ik by A. Montanus in 't 1. boek sijner beschryv. van America, (so 't schijnt uit Boxhorn) aldus beschreven. Het Ordal, (so noemdemen dit) ging in Nederland aldus toe. Iemant aangeklaagd onroomsch (of aan Toverije vast) te wesen, vast drie dagen, onder opsicht van den Priester, met welken hy t'hans na de kerk ging. De Priester in geestelijk gewaad, leide by 't autaar een ysere bout, meermaals met wywater besproeid, of glimmende kolen: song 't lied der drie Jongelingen in den gloeijenden oven; deed Misse; stak den beschuldigden 't ouweeltje ten mond in, beswoer hem: en bad, het beliefde God de schuld der verdachtte van Tovery te ontdekken, door 't verseeren sijnes hands, in welke een gloeijend yser geleid soude worden, of des selfs onschuld, wanneer hy niet beschadigd wierd. So gebeden so gedaan. Negen voetstappen verre most hy de gloeijende bout dragen. Dan omwond de Priester de geschroeide hand, en segeldese. Ten derden dage beschoudemen de hand. Indien die niet gaaf was, moest d'ondersochte, niet sonder papiergewaad met duivelen beschilderd, levendig verbrand.
§. 7. Immers so pijnlik ging 't Ketelvang toe. Een ketel voor siedend water, door d'allerverschriklikste vervloekingen besworen, stond in de kerk. Om tot kennis van misdryf of onnoselheid te geraken, stak de betichte den bloten arm ten elleboog toe in 't borrelende natt. Dit gebruik moet al seer oud en van heidenschen oorsprong sijn; volgens 't gene nopende den ouden tijd voor 3. §. 18 aangetekend is.
§. 8. De proeve met koud water is wat meer bekend, boven anderen gemeen, en noch onlangs in 't West van Engeland (gelijk hier achter noch te passe komen sal) in 't werk gesteld. Montanus heeft dit mede dus in 't kort beschreven. Andersins bleef ook gebruikelyk de proeve met koud water, in gragten, sloten of stromen. De Priester dan beswoer 't water; bond den aangeklaagden de duimen aan de grote teenen kruisgewys over malkander. Wanneer sonk, ging vry: maar driftig ontfing 't vonnis der vuurs.
§. 9. Noch een besondere proef is der genen, die hier in Holland, hoewel van geen Hollanders, maar van buitenluiden op de schaal gewogen worden:
| |
| |
tot welk gebruik de stads wage tot Oudewater hier in Holland, by de inwoonders der paapsche landen, van de stichten Keulen, Munster, Paderborn, en andere verder afgelegen, zedert Keiser Karels tijd, tot op heden gebruikt word. Waar af ik 't naaste bescheid bybrengen sal uit sekeren brief, door eenen der Burgermeesteren van Oudewater aan sekeren sijnen vriend geschreven; die te lesen staat voor 't boexken genaamd, Waarborg om geen quaad halsgeregt te doen. Hy seit voor eerst op 't gene hem gevraagd was. ‘Dat daar nooit iemant uit een van die plaatsen gekomen is, of sy hebben alle eenstemmig geklaagd, dat sy in hun land t' onregte van tovery beschuldigd wierden: ende so sy geen bewys bekomen konden, van datse in de stadswage t'Oudewater gewogen waren, ende hun gewigte met de gelegendtheid huns lichaams over een quam; dat sy gevaar liepen van in hun land om lijf en goed te raken. 't Seggen van die luiden was doorgaans, dat die in hun land voor toveraars gehouden wierden minder woegen. Den overleden secretaris De Hoy hadde hem verhaald, dat in sijnen tijd seker persoon uit die bovendeelen in 't land daar hy woonde, door enen daar hy mede in geschil geraakt was, in 't geruchte was gebragt van een Toveraar te zijn; ende dat hy geraden wierd, om sich van de geseide laster te suiveren, na Oudewater in Holland te reisen, en sich aldaar in de stadswage te laten wegen. Ende dat hy daar gekomen, het zy door bottigheid, het zy uit vreese of door quade onderrichtinge, wederom gekeerd is na sijn land, sonder gewogen te zijn. Maar dat hy in sijn vaderland komende, ende niet kunnende tonen dat hy gewogen was; (sulx vermoedelik voor bewijs van schuldigheid genomen zijnde, als oft hy te licht bevonden ware) so is t' dat het gerugt daar van voorstaande, en tot den regter van die plaats komende; deselfde gesocht heeft de voornoemde persoon in hegtenis te nemen. 't Welk hy gewaarschowd zijnde, ontvlugt is. Daar na, in 't land daar hy gevlugt was, geraakt by een persoon, die te voren hier ook met enen anderen in sodanigen gelegentheid geweest was; heeft den selven bewogen, om met hem herwaarts aan te reisen. Gelijk hy ook, t'Oudewater gekomen, ende in de stads wage, op die wijse als verhaald is, gewogen zijnde, wederom is na huis gekeerd. Ende in sijn vaderland, daar hy vandaan gevlugt was, het bescheid, van dat hy daar gewogen was, vertoond hebbende: so is hy wederom in sijn geheel; en sijne goederen, die by den regter al waren aangeslagen, wederom ter hand gesteld.
§. 10. Op ene twede vrage seit de Burgemeester: dat geen seker gewigte ‘gesteld is, wat iemand wegen moet: maar het komt daar op aan, dat het met de natuurlike geschapentheid des lichaams over een kome. Op noch ene derde vrage, van waar dit regt sijnen oorsprong heeft, seit hy dat het sulx onbekend is. Maar dat echter blijkt, dat hunne stads wage in die buiten landen sulken aansien heeft: also 't verscheidemalen gebeurd is, dat degenen die versochten gewogen te worden, met besonder voorschrijven hunder stad of plaats gekomen zijn. Echter word daar by geseid,
| |
| |
dat keiser Karel de vijfde sulk voorregt aan de stad Oudewater, uit oorsake van der selver beproefde opregtigheid in desen, en van seker bedrog in een naburig dorp ontdekt, geschonken heeft: immers, dat sulx het gemeen seggen is.
§. 11. In sijn oordeel over dit bedrijf is de schrijver met my eens; maar dat had ik hier niet te verhalen om niemant enig vooroordeel ontrent het stuk dat wy verhandelen te geven. Ondertusschen seit deselve schryver N.B.A. daar ik dit uit hebbe, dat in den tijd van twee jaren, die hy t'Oudewater gewoond heeft, verscheidenen personen uit voorseide oorsake gewogen zijn. Ende heb ik onlangs noch vernomen dat het selve wegen van betichte Toveraars heden noch ter selfder stede onderhouden word.
§. 12. Van de straffe diemen in de paapsche landen, en met namen in Duitschland aan de Toveraars en Toveressen doet, valt niet veel te seggen: alsomen 't over al voor een onbetwistbaar regt is houdende, dat de sodanige verdienen levendig verebrand te worden; waar door men ook selden heeft gesien, datse genadiger gestraft zijn. 't Getal der genen die op sulken wyse, ende uit die oorsaak hun leven op verschiedene tijden hebben moeten laten; soude, by een gerekend, en gewapend, genoegsaam zijn, om den gemeenen vyand van 't Kristenrijk uit sijn rijk te jagen. In 't III. boek sal de plaatse zijn om die Toverpleitingen te ondersoeken: waar toe ons 't selfde boekxken, Waarborg, merkeliken dienst sal soen.
|
|