| |
XIII. Hoofdstuk.
Der selver Toverplegingen, by ouds ende noch heden in 't gebruik, zijn uit sulke gevoelens ontstaan.
§. 1. WY hebben 't joodsch gevoelen aangaande dese stoffe ondersocht, so verr als 't buiten de Schrift is, daar wy met hen eens in zijn: nu laat ons dan ook sien, wat sy houden van 't gene datmen Toverije noemt. Hoe seer dat volk van ouden tijden af daar toe is geneigd geweest, kan ons de H. Schrift overvloedelik getuigen. Eerst uit dien, dat sy sulk bedrijf in Egypten veel gewoon te sien, en veel licht ook self daar af niet vry; daarna in hun land wondende, van so veel toverpligtige volkeren omringd en doormengd: over sulx so menigmaal daartegen in de Wet gewaarschoud zijn. Exod. 22:18. Lev. 19:31. en 20. 6,27. Deut. 18:9,14. Ies. 8. 19,20. Daarna swaarder gedreigd, also sy 't evenwel so qualik laten konden; als aan Manasse koning van Iuda in 't besonder was te sien. 2. Kon. 21:6. 2 Kron. 33:6. Doch in Israël, dat is 't rijk der 10 stammen, onder Ierobeam van Davids erfgenamen afgescheurd, was dat een gemeen gebrek: daar de Schrift af seit, datse waarseggeryen gebruikten, ende op Vogelgeschrey acht gaven. ens. 2 Kron. 17:17. Ende waren ten tijde der Apostelen wel seven overpriesters sonen, van eenen vader, die met besweeringen omgingen. Hand. 19:13,14. Doch also sulx alles niet uit den inhoud hunder Wet, maar uit afvalligheid sproot: so en magmen 't eigentlik op rekening van 't Iodendom niet stellen, so lang als het by de Rabynen selve niet geleerd, ende als een deel van hunnen Godsdienst metter tijd is ingevoerd. Sodanig isset echter 't gene ik in 't voorgaande hoofdstuk vertoond hebbe, ende komt hun
| |
| |
hedendaagsch gebruik met alsulke leeringen beter over een.
§. 2. De neerstige Lichtfoot heeft ons met veele blijken aangewesen, hoe seer de Ioden na de Babylonische gevangenisse, d' Afgoderye verlaten hebbende, en van de Profezye verlaten zijnde; henselven allenx, ontren den tijd van de Messias, tot Toverye en Waarseggery overgegeven hebben. Hunne talmudische schriften daar vol af zijnde, ende noch heden by hen in weerde gehouden, moeten dat tot hun nadeel ook getuigen. Insonderheid dewijle sy sich met alsulke konsten in volgenden tijde tegen 't Kristendom mede behielpen. ‘Hy versekert ons, dat menig bedrieger onder hen, na de verwoestinge van Stad en Tempel, sich neerstig in de Toverkunst geoefend heeft; en dat alsulke menschen metter tijd in grote achtinge quamen. Ende wat de Droombediedinge betreft, dat onder dien dekmantel ontelbare bedriegeryen gepleegd zijn. In't boek Maarsar Sheni fol. 45. col. 2,3. word verhaald, dat R. Iose ben Chalpata, R. Ismaël ben Iose, R. Lazarus en Akiba gedurig daarin besig waren. Verscheidene hunder uitleggingen worden ter aangetogener plaatse verhaald; ende is uit verscheidene dingen aldaar geseid te merken datser self hunne leerlingen in onderwesen. In 't boek Schabbas fol. 3. col. 2. word van een Spook gemeld, dat eenen hunder godsdienstpligtigen in 't bepeinsen van de Wet verscheen. Voorts word fol. 8. col. 2,3 en fol. 14. col. 3. van allerhande Besweeringen gehandeld: als, om ene wonde te genesen, tegen de beten der slangen, tegen dievery, tegen betoverdheid. Dit heb ik uit het tweede deel sijner werken pag. 147. getrokken; daar hy meer alsulke dingen heet, niet nodig alle te verhalen, ende noch min uit der Ioden eigene schriften op te soeken.
§. 3. Men mag hier by voegen, 't gene deselfde Lichtfoot van de Bath kool, dat is Dochter der stemme, so de Ioden den Echo of Weerklank noemen, uit hunne schriften, en voornamelik het boek Sanhedrin vergaderd heeft. Het gene sy voorgeven, dat het selve een Godspraak is, die in den tweden Tempel 't gebrek van de Urim en Tummim en den Geest der Profezye vervulde, met welken d'eerste Tempel verheerlikt was: sulx is gemeenelik by de genen die iets van de joodsche saken weten, uit hunne schirften bekent. Maar nu blijkt, dat hen dese Bath Kool ook tot Wicchelarye dient. ‘R. Iochanan en R. Simeon gingen op't geluid van Bath Kool, om R. Samuel den Babylonier op te soeken. Gaande voorby de school, hoorden enen jongen lesen 't gene staat 1. Sam. 25:1. Samuel is gestorven. Sy namen hier acht op, en bevonden, dat de Samuel dien sy sochten gestorven was. Noch een, R. Jona en R. Josa gingen om R. Acha in sijne krankheid te besoeken: en seiden, laat ons op 'tgehoor van Bath Kool aangaan. Sy hoorde daar op de stemme ener vrouwe, die tot haar gebuur seide, de keers gaat uit. Waarop d'andere wederom: laatse toch niet uitgaan, noch het licht van Israël uitgebluscht worden. Lichts. Tom. II. pag. 276. So seker als dit gehoor gaat van Bath Kool; so gewis mogen sy sich ook op de tegenwoordigheid van Elias by de besnijdenis hunder kinderen verlaten; 't welk echter hun gemeen gevoelen is, en genoegsaam onder ons bekend.
| |
| |
§. 4. Doch buiten dese seldsaamheden so bespeurtmen dat sy hunne wikkerijen op tweederlijen grond; den invloed van de Sterren, en 't verschijnen van de geesten gevestigd hebben. Het eerste heeft die reden, datse den hemelschen lichten (schoon voor geen Goden geacht) sonderlinge kragt toepassen, om op der menschen bedrijf, uit- en inwendige sinnen besondere werkingen, te doen. Wy hebben daar over 12. §. 4. Filo en Ben Maimon gehoord. Ende is by hen gemeen te seggen: De Planeten maken iemant wys, en maken hem ryk, so als Buxtorf in sijn lex Talm. uit het boek Sabbath verhaalt. En dan is 't Mazzal toob, ende goede invloejinge of gesternte: maar anders Mazzel râ, ene quade sterr, waar onder iemant geboren is, of welx kragt by sijn leven op hem valt. Doch (seit hy verder uit het selfde boek) de planeet van den dag (der geboorte) werkt niet met al, maar de planeet van de ure. Daarin is mede geschreven de natuur van ieder mensche die onder elken planeet geboren is. Die onder de Son geboren is, moet schoon en luchtig worden; daar by openhertig, en die van geen veinsen weet: onder Venus ryk en dertel, onder Mercurius gaaw en goed van gehuegenisse; onder de Mane siekelik en ongestadig: onder Saturnus ongelukkig; onder Jupiter regtveerdig; onder Mars gelukkig: en so voorts van ander gesternten. Evenwel word geseid; datter geen plateet voor Israël is. Reden: om datse van eenen selfden planeet zijn, van eenerleyen aart en staat. Derhalven moetmen besluiten, dat dit onderscheid alleen de vreemden raakt, en dat Israël de wijsheid heeft, derselver geluk of ongeluk uit de Sterren te voorspellen. Niettemin zijnse met de Maan verlegen, wanneer die verduisterd is, alsose sulx voor hen self een ongelukkig teken achten. Siet my daar dan d'ongestadigheid des joodschen volks!
§. 5. Nopende de Geesten, so sal ons Manasse ben Israël den regten grond der joodsche Voorwikkingen ontdekken; en so doet hy ons wederom tot de bose Geesten keeren. Derselven seit hy dat sommigen loos en listig zijn; anderen dom en dwaas. De gaawsten, van 't een einde des weerelds tot het ander vliegende, horen somtijds wat gebeuren sal. Bekent derhalven, pag. 18. datter vele zijn die sodanige geesten besweeren, en veel wonders door behulp der swarte konst bedryven. Ook zijn in sommige boeken der Kabalisten, gelijk Pirke Chalos, Ratsiel, en anderen, derselver namen en besweeringen te lesen. Daar toe vinden sy sich bevoegd na 't voorvalt. Want so sulken geest eenen mensche alleen verschijnt, 't sal een ongelukkig voorteken zijn; indien aan twee teffens, dan so mag 't geen quaad: maar nooit is 't gebeurd datse aan drie personen te gelijk verschenen zijn.
§. 6. De middelen en wijsen van doen, waarmede sy hunne Tovery en Wicchelary verrigten, magmen terstond by hunne geboorte, ende voorts in hunne feestplegingen, en vorderen levenstreek bemerken. Ieder weet dat het huwelike de wettelike weg tot de kinderteeling is. Daar komt alreeds te pas, datmen wete hoemen sich tegen de bose geesten sal voorsien. Ende is boven al uit het boek van Tobias bekend, hoe hy door ingeven van den Engel Rafaël den duivel Asmodi verdreef. Sy hadden t'samen enen visch gevangen: (sommige weten ons te seggen, dat het een snoek was) het hert en de le-
| |
| |
ver van dien seide Rafaël, indien iemant gequelt word van enen duivel ofte bosen geest, moet gy roken voor dien man ofte vrouwe: en hy sal niet meer gequeld worden cap.6:9. Wanneer hy nu met Sara getrouwd was, dacht hy aan de woorden van Rafaël: nam derhalven de assche der reukofferen, ende leide het herte en de lever des vissches daar op, en maakte rook. De Duivel nu dien rook riekende, vlood na 't bovendeel van Egypten, daar hem d'Engel vond. cap.8:2,3.
§. 7. Doch hier mede is alle swarigheid noch niet over. Want wanneerder al een kint ter weereld komt, so is terstond de vrese dan voor Lilis, die de knechtjes op den achtsten, de meiskens op den 21. dag huns levens om den hals wil brengen. Daar tegen gebruiken de hoogduitsche Ioden desen raad: datse aan alle de vier muren van de kraamkamer enen kring met kryt of houtkool trekken, ende in ieder van deselve schrijven; Adam, Eva; Lilis moeter uit. En aan de binnendeur schryvense de namen der drie Engelen die over de Medezynen staan; Senoj, Sansenoj, en Sanmangelof: gelijk hen Lilis self geleerd heeft, wanneerse haar in de Zee meende te verdrinken. Dit schrijft Elias in sijn boek dat hy Tisbi noemt: maar getuigt met een, dat hy 'er weinig van gelooft. Hier geef ik noch op toe 't gene Buxtorf in 't voors. Lex Talm. van hunne wapeninge tegen de Spoken meld. ‘Een dek op 't aangesigt geleid, maakt de vervaarden onkenbaar voor het spook. Maar acht God dat het sijne sonden verdiend hebben; so licht hy hem dat masker af, op dat de schim hem sien en byten mag.
§. 8. Doch hoe seer hen ook de Duivel vresen doet, so menen sy hem egter ter bequame tijd met weinig moeiten af te keeren. En daarin komt hen de Dagverkiesinge te pas. Want sy stellen sich in desen aan, als offe nu 't verwijt niet meer verdienden, datse de tekenen der tijden niet verstaan. Daaraf sal ons deselfde Buxtorf uit sijne Schole der Ioden enige staaltjes leveren. Sy stellen Sammaël op den groten versoendag met een geschenk te vreden, om hen geen quaad te doen: want het hem op dien enen dag van 't gansche jaar by verdrag van God is toegelaten, Israël over wanbedrijf te beschuldigen. Anders menen sy ook loos genoeg te zijn om den Duivel te bedriegen. Het eerste middel is, op den selfden feestdag met styve kaken op het hoorn te blasen; om hem vervaard te maken, en also dien dag door verbaasdheid te doen vergeten. Een twede bedrog komt hen op den eersten dag van 't jaar te pas. Want mitsdien dat God als dan over hunne stonden ten oordeel sitt: ten einde Sammaël dan geen beklagte tegen hen inbrenge, so pogense hem in den dag te verbijsteren. Ende sulx door diense 't lesen van de Wett alsdan niet beginnen, noch eindigen, gelijk hy meint datse doen. Zy hoeden sich ook van uit te gaan, tusschen den 17. van de Tammus, die in onsen Junius valt, en den 9. daar aan volgende, wanneer hun tweede vasten is; of van 4 tot 5 mijlen te reisen, of voor regt te gaan; om dat een boosaardige geest alsdan regeert; welken sy uit Deut. 32:24. keteb meriri bitter verderf noemen, hoewel Moses daar ter plaatse van geheel wat anders spreekt.
| |
| |
§. 9. De Kabbala, der Ioden Tell- en Letter-toverkunst, komt in desen allermeest te pas. Want die leert hen, evenveel hoe, met Gods naam, of met Duivels naam te toveren. De vermaarde naam , dien wy, na dat de letters in 't hebreewsch gestipt staan, gemeenlik JEHOVA lesen, door 12. door 42. en door 72. andere letters by de joodsche leeraars uitgelegd, en daar af scheem hamforasch, verklaarde of verdeelde naam geheten; die is by hen grote kragt. Want door den selven heeft Moses den Egyptenaar gedood, is Israël in de woestijne voor den Engel des doods bewaard geweest, heeft Christus self (dus lasteren sy 't gene se niet lochenen konnen) bose geesten uitgedreven. Uit verscheidene hunner schriften en uit mondelinge bekentenissen is dit alles lichtelik te weten. Des Duivels naam is ook van grote kragt: maar tot sijn leed. Want so hy eens versuimt den dag des jaars, dat hem 't beschuldigen of beschadigen vry staat, waar te nemen; so blijvender noch 364, een minder dan 't jaar lang is. Doch dat getal is in de 5. Hebreewsche letteren des naams ô Satan, begrepen: een bewijs, dat hy 364. dagen, een min dan 't gansche jaar van dat regt versteken is; om datter staat Zach. 3:2. De Heere schelde u, ô Satan.
§. 10. In 't stellen en tellen van de letters, na dese of gene orden, siense mede grote kragt. Door vreemde namen met karakters, van heilige Engelen, die over de peste gesteld zijn, aan de gevels der huisen en de wanden der kameren geschreven; wanen sy sich tegen de vurige schichten van dat verwoestend quaad genoeg bewaard te zijn. Het woord diriroon so 24. maal geschreven, dat is, so veel letters als er in hun ABC. zijn, mits ieder letter vervolgens daar voor stellende, is by hen insgelijx een gereed middel tegen de Pest. Tot de Koortse weten sy mede sulken goeden raad. Dit woord uit ses letteren bestaande, sesmaal 't een onder 't ander gesteld, mits telkens eene letter ter slinkerhand af kortende; dit geneest, na hun gevoelen, de derdendaagsche koortse, die anders boven al ludibrium medicorum, een spot der geneesmeesters om harer ongeneeslikheid wille genaamd word. Siet hier uit, hoe groten kragt het joodsche volk in letters, tekens, namen stelt. Noch een andere kunst, die uit het boek Avoda Zara te leeren is. 's Nachts te drinken is gevaarlik. Hoe so? Datmen licht blind word. Doch so iemand dorst heeft, en hy drinkt, wat raad is daar voor? Siet hier dan raad. Het Hebreewsch woord schebriri, 't welk so veel als gebroken gesigt of schielijke blindheid te seggen is, dus geschreven, ende om den hals gehangen; sal de blindheid elken dag so afnemen, alsmen de letters van voren siet minderen, tot dat het een en het ander geheel tot niet lope. Buxtorf in Lexico Talmudico wijst ons dat so aan.
§. 11. Uit dese weinig staaltjes hunder verscheidene toverplegingen is te sien, datse met de leeringen hunder Rabbijnen, in 't voorgaande hoofdstuk verhaald, seer wel t'samenstemmen, ende gevolgelik uit deselve mede ontstaan zijn. Want.
| |
| |
1. Hun gevoelen van de lichamelikheid der goede en quade Geesten 12. §. 8, 10, 14, 15. heeft hen tot d'uitwendigheden gebragt die terstond verhaald zijn. §. 6, 8. Want lichamelike dingen lichamelik te bewerken zijn: maar geestelike met geestelike t'saam te voegen. 1. Kor.2: 13.
2. Hunne vreemde gedachten van den opper duivel Sammaël, en sijne moeder Lilis, (so sy by sommigen gehouden word) 12. §. 12, 13. hadden hen gemakkelik tot de besweeringen te brengen; beneffens ander plegingen, waarmede sy hen beide meinen te verdrijven, of ten minsten te weeren. §. 9, 7, §. Die in 't eene lichtgelovig is sal ook tot het ander lichtelik genegen zijn.
3. Hunne algemeene en grote achtinge der Kabbala, die sulken kragt in letters, namen en getallen stelt; heeft alle die belesingen met letters, tekens, en getallen voortgebragt. §. 7, 9, 10. Ende is geen wonder, dat een volk, den geest der letteren van 't H. Woord verloren hebbende, sich nu so konstig en so moeijelik met de letter, sonder Geest behelpt.
4. Ook is te merken, dat sy van ouds tot profezijen, tot Gesigten, tot Urim en Tummim gewend; nu by gebrek derselve tot de magere Bath Kool, en tot den invloed van de Sterren hunnen toevlugt nemen. §, 3, 4.
§. 12. Wanneermen nu dit alles wel besiet, so is lichtelik te merken, dat de Ioden, in al 't gene buiten de Schrift is, schoon 't met d'Afgoden der Heidenen geene gemeenschap heeft, denselven echter seer gelijk zijn. Ia so verre, dat sy't noch wel verder brengen, of de gronden hunder leere eerder quetsen, dan de Heidenen selve doen. Want mitsdien datse d'algenoegsaamheid van den enigen Schepper en Bestierder aller dingen veel klaarder begrijpen; en so grotelix tegen alle verdichte Goden, en wat na afgodsdienst gelijkt, ingenomen zijn: so is 't hen beswaarliker te vergeven, datse so veel aan de Sterren hangen; so seer den hoofd duivel Sammaël vresen; so grote kragt in woorden, letters, tekens en getallen stellen, daar de Heidenen niet toe quamen, dan door 't weinig begrijp of vertrouwen datse op de hoogste Godheid hadden, en van de schepselen by hen vergodet al te veel. Maar men sal sich minder hier over verwonderen moeten, somen bemerkt, dat die leeringen uit het Heidendom gehaald; en sonder overleg, ofse met de regelen hunder Wett over een quamen, uit aangeborene genegentheid tot al sulke vindingen aangenomen zijn: en dat nu te meer, na dat hen God regtveerdiglik verstoten, en onder alle heidenen verdreven heeft. Mijn Leser zy dan hier op maar verdacht, dat wy tot noch niets van Tovery, of Spokery, of al wat duivelsch heet, gevonden hebben, dat niet heidensch is.
|
|