pen beneffens de Finnen dikmaals daar mede in betrekt; so magmen waarschijnelik besluiten, dat het by hen allen vast eenerley werk is: te meer omdat het gene anderen in hunne schriften hebben aangeroerd, die volkeren aangaande, met het gene Scheffer van de Sweedsche Lappen schrijft, op een uitkomt. Ik sal my derhalven aan hem alleen houden; hoewel niet alleen, dewijl hy alle d'anderen, die voor hem geschreven hebben, in sijn boek mede begrijpt. Hunne gevoelens laat ons eerst vernemen, en daarna van hunnen Toverhandel spreken.
§. 2. De voorwerpselen hunder heidensche godsplegingen zijn in driederley slag trapsgewijse onderscheiden. De hoogsten van allen zijn Thordaen of Thoar, de Donder, Stourjunkare, en Baiwe de Son. D'eerste by de Laplanders ook Tietemes geheeten; welken naam sy mede aan 't geluid des Donders geven, dien sy geloven dat in sijn geweld is. Hy is dan hun Jupiter, by hen mede Aijeke, dat is Bestevaer genaamd. Leven en gesondheid schrijvense toe aan sijn bestuur; en stellen self de bose Geesten onder sijn bedwang: ook so verre dat hy hen door den slag sijns donders dood, so sy de Lappen te veel plagen; even gelijk d'oude Romeinen die wraak aan Iupiter verlieten. Op den Regenboog, aijekedange, dat is bestevaers boge genaamd, als op sijnen troon geseten, schiet hy alle donderpijlen op de duivels af, en kan hen somtijds met aijekenedschera, bestevaers hamer den hals en kop te pletteren slaan. Dieshalven word hy ook van hen boven alle d'anderen geëerd. Stourjunkare, dat so veel als heilige Landvoogd te seggen is, anders ook Stourapasse, dat is, groten Heilig genaamd; is by hen de grote Pan, of in plaats van Diana, god van vee en veld, van bosch en wild, en voornamelik van de jagt: Ajekes algemeen stedehouder in dat bewind. Hy is dikmaals verschenen, seggense, aan de genen die ter jagt, of uit visschen gingen, en jonkerachtig toegetakeld, met een muskett in de hand, hebbende volgels voeten. Baiwe of Beiwe de Son, (gelijk paive den dag betekend) word by hen om 't goed dat hy op der aarde werkt, ende daarom ook des somers meest geëerd.
§. 3. De Manes der Romeinen, hier voor. 2.§.15. gedacht, zijn der Lappen ondergoden, ende by hen Sitte genoemd. De Zielen der doden worden by hen als magt hebbende door offerhande vereerd: hoe wel ik niet gemeld vinde, watse eigentlijk daar of houden. De laatsten zijn de Juhlen, omswervende geesten, die sich by hopen hier en daar versamelen, so sy wanen, in de lucht over bosch en berg sweevende. Maar ik en vinde hier ook niet aantekekend, wat goed en quaad hen van dese geesten, na hunne meeninge komen kan. Dat sy houden hen in minder waarde dan de eerst genoemden; doende echter offerhande, waar in sy het iet om te eten geven. Maar geen Beeld word aan een van allen opgeregt, ofte vereerd: self aan Baiwe niet, om dat hy uit hem selve sienbaar is: maar aan Aijeken en Stourjunkare alleen; den eersten van hout, den anderen van steen.
§. 4. Op sulken Gelove der Heidensche Lappen is ook hunnen Waarseggery en Tovery gegrond. Waar van ik echter dit moet seggen, dat ik Scheffer leesende, en 't gene hy uit ander schryvers aantrekt met sijn eigen