seid is wat ter sake dient: de vorige schrijvers noch al eenigsins weerhouden zijnde door overgeblevene vooroordeelen; schoon al vele by hen waren afgelegd. Dat is, mijns oordeel, so veel, als datse des Duivels werken ten groten dele hebben afgebroken; om de menschen van bygelovigheid en onnutte vrese te bevrijden: maar ik soude hem den eenen steen op den anderen niet laten, mogt ik na mijnen sin begaan. Tot het selfde gevoelen wil ik sien of ik mijne landgenoten, en insonderheid die van ene selfde belijdenisse zijn, overreden kan: hen biddende, datse mijn schrift met so vrye gedachten lesen willen, als 't van my geschreven is; om geen andere reden aan te nemen, dan die op 't natuurlik ingeschapen licht, op den klaren sin der H. Schriften, of op welbeproefde ondervindinge gegrond zy. Ik hebbe groot gelijk, mijnen Leser tot dese voorwaarden te verpligten: niet alleen om datse by niemand konnen gewraakt worden maar ook, om dat ik my self vrywillig onder dese wetten geve; ende noch allermeest, om dat de sake self zijnde van 't uiterste gewigte, sulx boven andere vereischt.
§. 3. Want ik houde my selven ten vollen versekerd, en 't sal den Leser, hoop ik in 't vervolg wel klaarlik blijken; dat geen hoofdstuk des kristeliken Geloofs so swaar weegt als dit; en datse alle los en onbewijslik zijn, so men 't gemeen gevoelen, dat het volk van den list en de magt des Duivels heeft, niet en verwerpt. Of isser, dunkt ons, weinig aan gelegen, dat wy wel versekerd zijn, of de Duivel ook een Koningrijk op Aarden heeft; en hoe dat dan de grenspalen sijner heerschappye van Gods eigen Rijk te scheiden zijn? Of is 't onnodig ondersocht, hoe veel groter wonderwerken een verwaten schepsel doet, dan God self ooit heeft gedaan! en vervolgens, of God self op sulke gronden wel so veel te betrouwen, als de Duivel wel te vresen is? Verre moeten die gedachten van een Kristen herte zijn: Nochtans heeftet my altijd toegeschenen; en hoe dieper ik nu in dit werk gerake, hoe het my noch klaarder schijnt: dat die sulke dingen ernstelik gelooft, die men doorgaans aan den Duivel en sijn volk pleeg toe te schrijven, en so als men gemeenlik by geleerden en by leken daar van spreekt; niet en kan bewijsen,
dat Iesus is de Christus, of datter geen meer Goden zijn dan een. By aldien ik dit den Leser niet op 't klaarste doe begrijpen, over 't gene daar ik nu van schrijven wil; so is al dit werk, dat ik hier beginne, te vergeefs bedacht.
§. 4. Maar indien niet te vergeefs, so sal men ook met ene sien, dat het hooglik nodig is: dewijle 't volk noch self door luiden van geleerdheid en van naam in de dolinge versterkt word; welke met deselfde vooroordeelen ingenomen, hunne geleerdheid, stem en stijl te werk stellen, om hen in dien doolhof om te leyden. Hier toe worden verscheidene spreuken en vertellingen uit de H. Schrift misbruikt: welke niet wel ondersocht, noch met andere vergeleken, seer veel schijns geven aan dat gevoelen, 't welk de weereld van den Duivel heeft. Maar gemerkt dat de selve, in dien sin verstaan, tegen klare uitspraken, die ons de H. Schrift over de grondregelen onses Geloofs heeft nagelaten op 't kennelikste strijdig is, so gaat vast, datse behoudens