Architectuurprijzen.
K&C-agenda, 18 maart 1970.
In het bestel van architectuurprijzen (zoals ook van die op het gebied van film, literatuur, toneel...) komt de acute schizofrenie van onze culturele situatie wel op een bijzonder scherpe wijze tot uiting. Aldo van Eyck en Herman Hertzberger krijgen de architectuurprijs van de stad Amsterdam, maar ze worden door de prijsuitreikers niet als voldoende competent beschouwd om de architectuurproblemen van de stad Amsterdam helpen op te lossen. Ofwel meent men het met die prijs en vindt dus de architectuur van de laureaten van enige betekenis en acht hen in staat iets op dit gebied te presteren, ofwel schenkt men openlijk de prijs aan die architecten, waarmee men dagelijks werkt en die men dus het vertrouwen waard acht. Maar nee, men houdt het liever bij de culturele architectuur, de feest-architectuur die men kan bekronen en waarmee men kan uitpakken, de architectuur van architecten en cultuurfans, en daarnaast de reële architectuur voor de massa cultuurlozen, waartoe men zich dan ook buiten de momenten van de prijstoekenning rekent.
Er is nog een tweede onderscheid te maken, wat misschien nog erger is: men ziet het onderscheid niet meer tussen reële pogingen om een oplossing te brengen in de architectuurproblematiek van vandaag en de spielerei van enkele dure estheten. Een illustratie hiervan heeft men in de toekenning van twee prijzen; een specifieke architectuurprijs, bij name internationaal, in feite Belgisch, aan Claude Strebelle voor het ketelhuis van de centrale verwarming op de nieuwe Campus van de Luikse universiteit te Sart-Tilman; en een prijs die niet alleen voor architecten bestemd is, de Erasmusprijs, aan Hans Scharoun voor zijn gezamenlijk oeuvre.
Het eerste wat opvalt bij een vergelijking van deze twee prijzen is de voorkeur voor een bepaald soort architectuur dat reageert tegen wat een tijd lang dogma van de moderne architectuur is geweest en een beetje simplistisch kan samengevat worden als de architectuur van de rechte hoek. Al komen Strebelle en Scharoun in deze reactie overeen, toch ligt er een hemelsbreed verschil tussen het architectuurconcept van deze twee.
Hans Scharoun behoort tot de pioniers van de moderne architectuur. Hij was in de jaren twintig lid van de groep avantgarde-architecten Der Ring, waartoe ook o.m. een Mies van der Rohe en een Mendelsohn behoorden. In 1927 werkte hij samen met Mies van der Rohe, Le Corbusier, Gropius, Oud, e.a. aan de Weissenhofsiedlung te Stuttgart, dit hoogtepunt van de moderne architectuur, en enkele jaren later was hij ook werkzaam in de Siemensstadt te Berlijn. Hij heeft echter steeds geweigerd de moderne architectuur te identificeren met een nieuwe stijl, een nieuw dogma dat men gemakshalve maar niet