ons. Daarin ligt, geloof ik, zijn betekenis, meer dan in zijn intrinsieke waarde. Het gaat dan ook met helemaal op om dit werk met de traditionele normen op zijn plastische kwaliteiten te beoordelen, zelfs niet als men het surrealistisch gaat bekijken. Met surrealisme heeft het niet zoveel te maken. Zelfs niet met de fantastische kunst. Het schaakspel is een echt spel, een gratuite inval, waaraan Vic Gentils gaandeweg verslaafd is geraakt, ongeveer zoals de man die de kathedraal van Milaan in lucifertjes namaakt. Eens ermee begonnen, kan hij er nog onmogelijk mee ophouden. Aan de logica van het spel onttrekt men zich niet. Wat het betekent, wat men aan het doen is, heeft maar weinig belang meer. Maar zowel Gentils als de critici hebben de neiging, omdat Gentils nu eenmaal een kunstenaar is, de betekenis van het werk te gaan overtrekken. In zijn gratuiteit ligt genoeg verantwoording om die niet meer elders te gaan zoeken. Nu wil ik Gentils niet op één lijn stellen met de man van de lucifertjes, die zelfs in zijn verbeelding gedetermineerd is en enkel naar één bepaald patroon kan werken. Maar de logica van het werk is in beide gevallen van dezelfde aard.
In een interview in Streven vertelt Gentils aan Ludo Bekkers hoe het werk is ontstaan: ‘De manier waarop ik op die idee gekomen ben, is doodsimpel. Voor mijn galerie in Zwitserland moest ik, samen met andere kunstenaars, een tentoonstelling maken van het meubel als kunstvoorwerp. De een moest een tafel maken, de ander een kast en een bed; mij werd een stoel gevraagd. Maar wat kun je van een stoel maken? Goed, ik dacht, ik zal er een mens-stoel van maken, een stoel die verbonden is met de mens, zodat de compositie één geheel vormt. Ik ben uitgegaan van een echte stoel, heb er de poten afgeslagen en er de poten van een figuur opgebouwd; ik zette er een klokkekast op en dat werd een soort koningin. Dat was de eerste figuur, de eerste stoel-mens. Toen die klaar was, vroeg ik me af: waarom er geen tweede naast zetten? Zo is de koning ontstaan, en toen de koning en de koningin er waren, kwam de vraag op: waarom nu geen schaakspel? Zo is het begonnen’.
Het verhaal van Gentils zegt niet alleen iets over ontstaan en werkwijze van het schaakspel, maar ook over de structuur van het werk: een aaneenschakeling van de meest heterogene associaties, nu eens van plastische, dan weer van literaire aard, nu eens bewust gezocht, dan weer toevallig ontstaan. In de vrijheid van dit associatieve spel ligt de zin van het werk. En zoals in een schaakspel met de figuren gespeeld wordt zodat binnen de spelregels toch weer telkens nieuwe relaties en beelden ontstaan, zo zouden ook de figuren telkens weer moeten kunnen opgebouwd worden: met plezier zou men alle elementen waarmee de beelden zijn samengesteld op één hoop gooien en er nieuwe figuren van maken. In het werk dat Gentils vandaag maakt, schijnt hij juist aan die voorlopigheid en gratuiteit te willen ontsnappen □