Jean-Paul Laenen.
K&C-agenda, 5 maart 1969.
Er is werk dat refereert naar en er is werk dat referentiepunten plaatst. Tot dit laatste behoort het globale oeuvre van Jean-Paul Laenen, en eigenlijk ook elk werk afzonderlijk. Want al vertoont het oeuvre een sterke samenhang en een gestage ontwikkelingscurve, toch bezit elk werk op zichzelf zulk een intensiteit dat het als het ware op zichzelf een hele etappe vertegenwoordigt, inzet en afsluit.
Dit blijkt eens te meer op de tentoonstelling in de Galerie Françoise Mayer van recent werk van J.P. Laenen, een van de merkwaardigste tentoonstellingen van de laatste tijd, en beslist een hoogtepunt in de carrière van de kunstenaar. De tentoonstelling omvat werk van de laatste drie jaar, niet meer dan zeven stuks. Laenen maakt overigens niet veel meer dan drie à vier werken per jaar.
De titels geven reeds een aanduiding voor wat Laenen in zijn werk bezighoudt. In vier op de zeven komt het woord ‘ruimte’ voor, maar geen enkele keer alleen, steeds met een kwalificatie die de ruimte activeert en differentieert: complementaire ruimten, doordringbare ruimten, ruimte in drie tijden, ruimte-interactie. Dat dit woord in de overige drie titels niet voorkomt, betekent niet dat de ruimteontwikkeling in dit werk de kunstenaar minder zou obsederen. Het enige waarop het ontbreken van het woord ruimte in werken als ‘geheel van complementaire organisaties’ zou kunnen wijzen is het feit dat het beeld hier niet meer zijn eigen ruimte en eigen schaal schept, maar direct de werkelijke ruimte, de ruimte van de bezoeker, aangrijpt, m.a.w. een environment schept.