gebeuren is tot ons doordringt.
Sinds jaren houden de wachters van Middelheim ons zoet met de beloften de volgende biënnale te wijden aan de hedendaagse sculptuur van de Verenigde Staten. Het kon een prachtige tentoonstelling geweest zijn met streng geselecteerd werk van het allerhoogste gehalte, een wereldprimeur bovendien, voor wie aan dit laatste argument nog gevoelig is.
Sinds de belofte door Middelheim werd geformuleerd, zijn alle grote tentoonstellingen in Europa door de Amerikaanse sculptuur overheerst: ik noem maar de Documenta te Kassel om niet te spreken van de David Smith-tentoonstelling te Otterlo, die van de Minimal Art te Den Haag, die van Morris te Eindhoven en te Parijs, die van L'Art Réel, momenteel te Parijs, en deze lijst kan naar believen verlengd worden. Ik vermeld al deze tentoonstellingen, in de onmiddellijke nabijheid van de Belgische grenzen georganiseerd, om te laten zien dat het slechts een uitvlucht is hier met financiële of administratieve moeilijkheden te komen aandraven. De reden ligt elders. Op het ogenblik dat inderdaad de moderne sculptuur in haar verschillende aspecten in grote mate beheerst wordt door Amerikaanse of in Amerika gevestigde kunstenaars, gaan de Middelheimmensen hun heil zoeken in de beeldhouwkunst van de Oost-Europese landen, zoals voor de vorige biënnale, of, als ik goed ben ingelicht, is men nu aan het denken of er soms ook in Spanje of in de Zuid-Amerikaanse landen geen onbekende beeldhouwkunst zou bloeien! Wie weet wat daar allemaal niet wordt ontdekt in 1969.
Ik vraag me echter af waarom men het zover gaat zoeken. Is er misschien een reden waarom de kunst van de U.S.A. hier niet mag getoond worden? Is men tegen de Amerikaanse Vietnampolitiek? Of tegen de rassendiscriminatie? Dat men het dan ook duidelijk zegt, zodat we weten waar we aan toe zijn. En ook als men van de U.S.A. in geen geval wil horen, dan nog moet men het niet in Zuid-Amerika zoeken. Dichter bij huis is er de jonge Engelse beeldhouwkunst, die nog altijd heel boeiende dingen maakt. En zelfs in Frankrijk zijn er enkele interessante beeldhouwers te ontdekken. Ik denk hier aan de fantastische tentoontelling van Ipousteguy in de Galerie Bernard te Parijs. Wanneer gaan de organisatoren van Middelheim zich eens voor de echte, levende beeldhouwkunst interesseren en er zich persoonlijk voor inzetten, zodat we van die saaie, systematische overzichten gespaard blijven? Wanneer krijgen we eens een overtuigende, frisse kijk, een nieuwe aanpak?
Ik schrijf dit alles echter niet in de eerste plaats omwille van Middelheim. De kritiek op Middelheim zelf wordt vervelend. Het ziet er nu echter naar uit dat de Middelheimplaag is overgewaaid op het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel.
In het nette programmaboekje voor het seizoen 1968-1969, dat totnogtoe stipt werd gevolgd, was gedurende de maand december 1968 een tentoonstelling van de Amerikaanse en Europese Minimal Art aangekondigd. Naar de