Jungk is niet de eerste om dit idee op tafel te gooien. Zelf citeert hij enkele vroegere voorstellen o.m. dit van Frisch, Kutter en Burckhardt voor de Expo 64 te Lausanne en dit van Spilhaus voor de Minnesota Experimental City. Geen enkele van die voorstellen of studies heeft het echter tot een realisatie gebracht. De nieuw gebouwde steden daarentegen kunnen moeilijk experimenteel en noch minder wetenschappelijk genoemd worden.
Met de snelle evolutie van de informatiewetenschappen, mede dank zij de electronische verwerkingsapparatuur, krijgt het idee van een experimentele stad ineens een reëler betekenis. Nu is het immers mogelijk om het grootscheepse experiment wetenschappelijk uit te bouwen en te begeleiden. ‘We staan nu voor een gelijksoortig begin als dit van enkele eeuwen geleden in de geneeskunde, toen de eerste wetenschappelijk denkende geneesheren zich niet langer alleen maar op hun intuïtie en hun vermoedens verlieten, maar zich baseerden op de analyses via een microscoop.’
Met de ontwikkeling van de informatiemethoden kunnen nu voor het eerst grote systemen in heel hun complexiteit worden onderzocht. Met deze mogelijkheden is ook het wetenschappelijk inzicht geëvolueerd dat de studie van het geheel stelt boven, of minstens betrekt bij de studie van het onderdeel. ‘Precies in stedebouwkundige beslissingen is de onzinnigheid van te enge en te sterk gespecialiseerde vakoverwegingen het sterkst gebleken.’ Ik verwijs naar het verslag van de toespraak van Claude Schnaidt (K&C/30) over de architechnocraten. De reserve die Schnaidt ten overstaan van de technocraten betoont vormt een goed tegengewicht ten overstaan van Jungks optimisme. Jungk geeft echter aan in welk perspectief de ordinatoren moeten ingeschakeld worden: niet om een voorafgegeven opvatting uit te werken en ze een wetenschappelijke schijn om te hangen, maar wel om de werkhypothesen die door de stedebouwkundige worden opgesteld te testen. ‘De experimentele stad zal zich onderscheiden van de paradijzen en hellen van de vroegere maatschappelijke modellen door de experimentele geest van zijn stichters en hopelijk ook van zijn bewoners. Dat wil zeggen dat de deelnemers aan het experiment - vermoedelijk zullen het jonge of jonggebleven mensen zijn - weten dat de vooropgestelde oplossingen niet bij voorbaat als juist en als definitief kunnen beschouwd worden, maar als een voorlopig experiment voor kritiek en veranderingen openstaan.’
Wanneer dit lukt dan zou Experimenta misschien niet alleen een laboratorium voor architectuur, stedebouw en planologie kunnen worden, maar ook een proefterrein voor democratie.
De argumentatie van Jungk voor het invoeren van een reëel experimenteel klimaat in architectuur en stedebouw kan men niet anders dan bijtreden. Het bewijs van zijn noodzaak is nu wel voldoende geleverd. Vooraf moet echter de vraag gesteld worden of het wetenschappelijk is dit experiment te willen doorvoeren in een ‘apart laboratorium’ van een stad die ab ovo nieuw