een volledig ongeïnteresseerde sfeer, wil ze op haar beurt nieuwe, meer aangepaste hypothesen helpen formuleren’.
Haast direct stoot men, als men dat wil verwezenlijken, op de vaststelling dat er geen algemene criteria meer voorhanden zijn om apriori de belangrijkste tendensen in de architectuur en de omgeving van vandaag te onderscheiden. Het gaat immers niet meer op de hedendaagse architectuur als een homogeen en autonoom geheel te beschouwen. Het komt er in de eerste plaats op aan een nieuw standpunt te vinden van waaruit een verantwoord en controleerbaar oordeel en dus ook een keuze van bepaalde modellen en voorwerpen mogelijk blijkt. Dit standpunt kan nooit meer universeel of allesomvattend zijn. Het is steeds één vorm van benaderen, die andere naast zich veronderstelt, waarmee rekening moet worden gehouden. Eén van de standpunten die het scherpst in het oog springt, is beslist het standpunt van ‘het grote aantal’. Hoe kan een aangepaste fysische omgeving, een adequaat woonmilieu, voor het grote aantal, de massa, bewerkstelligd worden? Het gaat er niet om meer te produceren, maar om anders te produceren.
Het is een onloochenbaar feit dat het enorme potentieel van beschikbare middelen, in de architectuur en vormgeving, niet beantwoordt aan een klare omschrijving van de doelstellingen waarvoor die middelen kunnen aangewend worden. De beschikbare middelen van techniek, materiaal, produktie-methode, hebben niet geleid tot nieuwe typen en vormen die aangepast zouden zijn aan de gewijzigde gegevens van urbanistische aard, de massaproduktie, de gedragingen van de sociale groepen, de mobiliteit, de vlugge technische veroudering van de eenmaal gedane investeringen, de verhouding tot de fysische werkelijkheid, enz.
De ‘grootheid’ van het grote aantal ligt dus niet zozeer in de fysische afmetingen van iets, in de loutere opeenhoping. Het gaat in de eerste plaats om de fenomenologische analyse van het grote aantal als nieuwe beschavingsfactor. Men denke maar aan de equivalenten in de beeldende kunst: de pop-art, de op-art, het nieuwe realisme, de minimal art, alle bewegingen die met de fenomenologie van het grote aantal bezig zijn.
Inherent aan deze analyse en aan de mogelijke hypothesen die eruit voortvloeien is haar ‘persoonlijk’ karakter, niet in die zin dat men een willekeurige persoonlijke zelfverheerlijking wil dienen, maar dat men ten alle prijze het absolute en dogmatische van definitieve stelregels wil doorbreken om een nieuw, wetenschappelijk, experimenteel en dynamisch denken in de vormgeving en architectuur, in de studie van de fysische omgeving van de mens, te introduceren. In vorig nummer hadden we het over het Bauhaus, naar aanleiding van de tentoonstelling te Stuttgart. Het is boeiend de mentaliteit van het Bauhaus met die van de veertiende triënnale van Milaan te vergelijken □