even verkeerd uit reactie tegen deze situatie de expressionisten zelf als niets anders dan reactionairen te doodverven. Permeke, Brusselmans, De Smet, Van den Berghe zijn schilders van formaat, wier werk ook nu nog genietbaar blijft, ook al is het niet meer in de volle zin van het woord actueel te noemen. Het Vlaamse expressionisme is de geschiedenis ingegaan. Dit wordt duidelijk op de tentoonstelling in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel die als specifiek onderwerp genomen heeft ‘de grote thema's van het Vlaamse expressionisme’. Niet de figuur van de kunstenaar staat op het voorplan, maar de wereld waarin deze zich bewoog en waartoe hij zich aangetrokken voelde. De thema's zijn welbekend: men kan ze samenvatten met een titel van een werk van Servaes: het boerenleven. Het ritme van de seizoenen, het werk op het land, de dorpskermis, het huiselijke leven, het koppel, de cyclus van het leven van dier, mens en kosmos, de vrouw en de aarde.
Met de klemtoon te leggen op de thematiek en niet op de persoonlijkheid of op de manier van behandelen van het thema komt het Vlaamse expressionisme enigszins in een nieuw licht te staan. Het is duidelijk dat de wereld van het Vlaamse expressionisme niet meer bestaat, in elk geval niet meer levendig genoeg is om inspirerend te werken. Het archaïsche buitenleven, buiten elk contact met de stedelijke en technische evolutie, heeft afgedaan. Geen enkele van die schilders heeft, geloof ik, ooit een auto geschilderd. Het verste van de technische evolutie waardoor ze werden aangesproken was de gloeilamp in de woonkamer.
Maar juist door het negeren van de evolutie als exclusieve levenswaarde, door het zich stellen buiten het verloop van de officiële geschiedenis, krijgen de Vlaamse expressionisten een bijzondere actualiteit. Ze geven namelijk gestalte aan een geschiedenis zonder geschiedenis; een geschiedenis van dagelijkse dingen en dagelijkse gebaren en dagelijkse mensen; de geschiedenis van de zon die opgaat, de bloem die bloeit, de zeug die jongen werpt, de stier die de koe bespringt, de man die op jacht gaat, het koppel dat liefheeft. Ze schilderen een mythologie van het banale, zoals bijvoorbeeld de pop-art.
Hun banaliteit is echter niet die van een moderne stadscultuur, maar van het arcadische landleven. In de manier van schilderen komt echter reeds tot uitdrukking dat dit landleven bedreigd was, dat hun arcadia meer bestond in de optie van de kunstenaar dan in de realiteit. Het kreeg de trekken van een verheerlijking, en was niet meer het zuivere beleven. Het contact ermee was echter nog vitaal genoeg om waarachtig te zijn. Van de epigonen kan dit niet meer beweerd worden. Ze brengen het niet verder dan een levenloos en steriel heimwee. Het Vlaamse expressionisme, bekeken zonder chauvinisme of romantisme, staat een actuele kunst niet in de weg. Men vervalst het wanneer men het als excuus gebruikt om de kunst van vandaag af te wijzen □