toch ook wel iets aanwezigs, zelfs enkele belangwekkende stukken. Er zijn meer dan vijfhonderd schilderijen, beelden, voorwerpen van allerlei aard, uit alle takken van het beeldend scheppen.
Het scheepvaartmuseum van Antwerpen is evengoed vertegenwoordigd als het wapenmuseum van Luik, Middelheim-openluchtmuseum even goed als de etnografische collectie van de stad Antwerpen zonder museum. Verscheidene musea zijn nauwelijks bekend. Sommige onder hen kunnen niet bekend zijn. De etnografische collectie van Antwerpen beschikt over geen enkel gebouw, zelfs geen voorlopig. In de twintig jaar museumgeschiedenis die in de tentoonstelling gepresenteerd zijn werd slechts één museum, die naam waardig, gebouwd, dit van Buzenol.
Brodzki en Hannoset hebben er destijds wat van gemaakt. Destijds. Nu is het goed op weg om in de kortste tijd een volslagen ruïne te worden. Eén ding maakt deze tentoonstelling alvast bewust: het wordt hoog tijd dat er iets aan onze musea gedaan wordt, maar dan niet in de geest die aan deze tentoonstelling voorzat. Als men het museum als een show-business aanpakt, dan zijn alle investeringen bij voorbaat nutteloos weggegooid geld. Er zit stof in voor het congres ‘De Belgische Musea en het publiek’ dat bij gelegenheid van de Tweede Internationale Museumcampagne begin mei te Brussel zal gehouden worden □
Waarover men niet spreekt.
K&C-agenda, 17 januari 1968.