omzeilde G.C. Argan deze gevaarlijke klip. In zijn inleiding schetste hij op een voortreffelijke wijze de rol die de film kan spelen en reeds speelt bij de herkenning van de reële stad, de stad van de mens, onze stad.
De reële stad is niet die van antropologen, sociologen, economen, politici of urbanisten. Deze geleerden hebben vivisecties op de stad toegepast om een of andere theorie kracht bij te zetten. Ze zijn overigens alleen maar met fragmentarische aspecten van de stad bezig. Tot het unieke, levende geheel, dat de stad is, zijn ze niet doorgestoten. En juist omdat ze door de beperktheid van hun discipline nooit het geheel, en zeker niet het levend en evoluerend geheel van de stad, in zicht krijgen, zijn de therapieën die ze voorstellen tot mislukken veroordeeld.
Argan nam als voorbeeld het collosseum van Rome. Welke van de genoemde disciplines, die zich met de stadswerkelijkheid bezig houden, kan de aanwezigheid van dit monument in het leven van de stad Rome verklaren? Alleen in de film wordt de betekenis van dat monument in zijn veelvuldige dimensies op een juiste en directe wijze bewust gemaakt. Als Argan dit voorbeeld kiest, blijft hij nog aan de oppervlakkige kant van het probleem. De visualiteit waarover hij het hier heeft staat immers gevaarlijk dicht bij een monumentaliteit, waartoe zij in geen geval mag beperkt worden. Zij is veel subtieler, ja bijna onmerkbaar. Ze bestaat immers in hoofdzaak uit samenhangen die wel visueel, doch meestal onbewust, op de bewoner van de stad inwerken: samenhangen van deel tot geheel, samenhangen die enkel in een tijdsverloop, in een duur ervaarbaar worden, samenhangen die een psychologisch klimaat bepalen en de stad, het milieu, met betekenis laden. De stad is evenzeer projectie als tastbare werkelijkheid. De visuele werkelijkheid van de stad is evenzeer inwendig als uitwendig. Deze constatatie van de feitelijke machteloosheid van de wetenschap om het object-stad in zijn dynamische totaliteit te vatten, betekent helemaal niet dat die wetenschap moet afgewezen worden. Ze pleit alleen maar voor een verruiming ervan. En in die verruiming speelt de film een fundamentele en onvervangbare rol. De film is het bij uitstek geschikte kennisorgaan om de specifieke werkelijkheid van de stad te leren kennen.
Wanneer G.C. Argan deze thesis verdedigde, dacht hij in de eerste plaats, zo niet uitsluitend, aan de bestaande speelfilm. Hij wil met name de filrn-kunst als oorspronkelijk kennismedium betrekken in de wetenschappelijke analyse van een fenomeen, waarop de menselijke geest tot nog toe weinig of geen greep had. Er zijn films die de stad of het hedendaagse woonmilieu expliciet tot onderwerp hebben. Op het congres te Rimini werden Alphaville van J.L. Godard en La Notte van Antonioni als zodanig voorgesteld. Een beste keuze is dat niet. Er zijn sprekender voorbeelden. Deux ou trois choses que je sais d'elle is, om bij Godard te blijven, een veel opmerkelijker weergave van de actuele stadsproblematiek dan het karikaturale Alphaville. Film is hier denkinstrument, taal, een denkinstrument dat wordt gebruikt om de werkelijkheid