Het studentenhuis van Durham bevat alleen sociale diensten, mensa, bibliotheek, lounge, polyvalente vergaderzalen, waar ook aan sport kan worden gedaan. Urbino is wat men zou kunnen noemen een studententehuis. In Amsterdam heeft men de twee ineen en moet men de term studentenhuis in zijn volste betekenis nemen: een plaats waar studenten thuis zijn, een plaats temidden van hun leven, een milieu. Niet alleen voor de tweehonderdvijftig studenten en studentinnen die er hun kamer of hun woning hebben, maar ook voor de anderen. In het gebouw bevindt zich o.a. het secretariaat van de Amsterdamse studentenbeweging (ASVA) met de dienst voor studentenhuisvestiging voor de hele stad, eigen magazijn, en wat weet ik meer. Verder zijn in het gelijkvloers een mensa, een boekhandel, een café met terras. Op bepaalde uren van de dag is het er dan ook enorm druk en levendig.
De indeling van de studentenkamers is in het gebouw goed af te lezen. Boven het gelijkvloers bevindt zich een eerste blok van drie lagen kamers; viermaal acht studentenkamers in twee groepen, en een groep van zes studentinnen per verdieping. Boven dit onderste blok zijn enkele woningen-studio's voor gehuwde studenten, de woning voor de directeur en een vergaderzaal gelegen aan een heuse straat. Deze straat geeft een duidelijke cesuur aan het gebouw, die wel als doel zal hebben het grote complex aan te passen aan de schaal van de omliggende bebouwing. Het bovenste blok bevat nogmaals drie lagen van vier maal acht studentenkamers. Bij elke groep hoort een ruime living met terras, en sanitair.
Het programma op zichzelf is niet belangrijk, wel wat Hertzberger ermee gedaan heeft, de manier waarop hij erover heeft nagedacht, of nog, de manier waarop hij over architectuur denkt. Zijn theoretische opvattingen kennen we uit zijn publikaties, vooral in Forum, maar in het studentenhuis is zijn denken reëel en tastbaar geworden.
Hertzberger begint met de grenzen van het gebouw op te heffen, met te doen vergeten dat het een gebouw is. Men denkt hier niet meer aan architectuur, men ontdekt een milieu met vele mogelijkheden, dat niet afgesloten is, maar deel uitmaakt van het stadsmilieu. Het gebouw staat niet meer aan de straat. De straat loopt in het gebouw door. De straatjongens kunnen er in spelen! Men kan alleen maar betreuren dat het niet nog meer straat is geworden.
In het gelijkvloers loopt alles prachtig. De scheiding van binnen en buiten, of liever de overgang, de verweving van binnen en buiten is één subtiliteit. Van één toegang kan men niet meer spreken. Langs alle kanten komt men het gebouw in en uit. Men komt er om zo te zeggen geleidelijk meer en meer binnen, tot men ergens in een of andere hoek of plek of kamer ineens helemaal binnen is. Aan de benedenverdieping en vooral aan het restaurant kan men het best de bedoelingen van de architect aflezen en de kwaliteit van deze architectuur ervaren. Hertzberger gelooft niet in een neutrale ruimte, en nog minder in een flexibele ruimte. De flexibiliteit moet in de vormgeving zelf