gemist omdat Engeland niet tot het Europa der Zes behoorde en op dit moment omdat men een overzicht wil geven van de Oosteuropese situatie, een overzicht dat zich om geen enkele reden opdringt. Ik vermeld de Engelsen omdat dit momenteel het meest schreeuwende voorbeeld is, maar andere namen zoniet groepen kunnen daarbij geciteerd worden, wier aanwezigheid Middelheim weer tot een centrum van de avantgarde zou kunnen maken.
Hier komt dan de aap uit de mouw. Met het woord avantgarde speel ik waarschijnlijk in de kaart van diegenen die de actuele Middelheimpolitiek voorstaan. Ik geloof echter niet dat een instelling als Middelheim, evenmin als een ander museum voor moderne kunst, aan een avantgardistische houding kan ontsnappen, dat ze de dag waarop ze die verzaakt, zichzelf veroordeelt. Een geest van avantgarde is immers wezenlijk voor de moderne, dynamische mens. Van zodra hij ze verzaakt, verzaakt hij zijn vitale rol in de wereld van vandaag. Avantgarde wil natuurlijk niet zeggen dat de dag van gisteren of zelfs van vandaag zomaar genegeerd wordt, wel dat er met de traditie en vanuit de traditie naar de toekomst geleefd wordt. Al de rest is archeologie en dan nog slechte archeologie, archeologie van de archeoloog die zich tevreden stelt met knopen te verzamelen, die te meten en volgens grootte te sorteren, afgezien van de vraag wat ze ooit kunnen betekend hebben. Middelheim staat voor de keuze verder te vegeteren of een dynamische taak in het culturele leven van stad, land en zelfs van wereld op te nemen.
Dit alles betekent niet dat het overzicht van de Oosteuropese beeldhouwkunst zonder verdiensten zou zijn. De kritiek slaat meer op wat er niet is (en er zou kunnen en moeten zijn) dan op wat er is. Wat er is, geeft een vrij homogene indruk. Misschien komt dit wel voort uit het feit dat echte toppunten naar boven zowel als naar onder ontbreken. Alles beperkt zich tot een behoorlijke middelmaat. Veel namen ga ik niet noemen, maar ik kan toch niet nalaten te wijzen op het werk van Oto Gutfreund en Emil Filla, twee Tsjechische beeldhouwers die een rol gespeeld hebben in het internationale kubisme voor de eerste wereldoorlog. Hun werk op deze tentoonstelling is een ware verrassing. Het mag gerekend worden tot de avantgarde waarover ik het zojuist had. In de Tsjechische groep, min of meer bij elkaar gezet op het verste grasperk, voorbij het paviljoen, zit er niets dat dit niveau bereikt. De ‘Grote Dialoog’ van Karl Nepras is wel geestig, maar de geestigheid beperkt zich tot een literair effect. Als men de Tsjechische aanwezigheid op Middelheim vergelijkt met hetgeen de Tsjechen in hun paviljoen op de Expo te Montreal laten zien, dan is men teleurgesteld. Door hun monumentaliteit, hun speelsheid maakten de Tsjechische beeldhouwers in Montreal een sterkere indruk dan te Antwerpen. Middelheim heeft hier blijkbaar achter het net gevist. Verder kan men zich natuurlijk ook de vraag stellen waarom bijvoorbeeld een Jan Krizek of andere Tsjechen die in het buitenland werken er niet werden bij betrokken!