wanneer de groep onverschillig wordt voor zijn aanspraken, treedt hij de ballingschap binnen, een ballingschap die in het leven van Henry van de Velde verschillende maar alle even reële vormen heeft aangenomen en vaak gepaard ging met ernstige psychologische depressies. Er is een brief uit 1905 van hem bewaard waarin hij heel scherp zijn isolement beschrijft. Hij vraagt zich af ‘à quel point j'avais ce drojt d'imposer au monde un goût et un vouloir si personnels. Les liens entre mon idéal et le monde, je ne les voyais subitement pas’.
De spanning die onmiddellijk na van de Veldes vestiging in Duitsland ontstaat en die haar hoogtepunt zal kennen in 1914 met het definitieve en tragische afscheid van Duitsland brengt Hammacher ertoe te besluiten dat van de Veldes eigenlijke centrum, ondanks zijn antinationalisme, ondanks zijn pacifisme, altijd België is gebleven. Slechts de drang van zijn creatief leiderschap, die zich in Duitsland sterker dan elders kon uitwerken, had hem dit eerste ‘exil’ op zich doen nemen.
Door de tegenbeelden van ballingschap, herder en foyer kon van de Veldes leiderschap nooit een rustige zekerheid worden. Het beeld van de herder ontdekt hij tijdens zijn vrijwillige retraite, nog een vorm van ballingschap, te Wechelderzande: daar bekent hij aan zijn zieke moeder schaapherder te willen worden. ‘Het beeld van de herder (koning-waker-vader) bleef tot in zijn hoge ouderdom in hem leven als de vereniging van twee contrasterende verlangens, centrum, leider, beschermer te willen zijn en tegelijk telkens weer opkomende drang naar retraite, contemplatie, eenzaamheid’. Met dit beeld hangt verder ook samen zijn voorliefde om zich in de natuur te vestigen, om aan de stad te ontsnappen. En dit leidt dan tot het vierde beeld, ‘le foyer’, het belangrijkste omdat het aan alle een concrete inhoud verleent.
‘Le foyer’ vormt een samenvatting van de archetypische beelden die Hammacher in van de Veldes leven heeft onderkend: het is de plaats van waaruit de bezieling van het leiderschap groeit en het doel waarop het gericht is; het gemis hiervan maakt de ballingschap uit; het beeld van de herder geeft er een bijzondere tonaliteit aan. Die beelden zijn, zoals we al lieten doorschemeren, bij van de Velde heel realistisch op te vatten.
Nadat hij zijn schilderkunst (waaraan Hammacher een bijzonder boeiend hoofdstuk wijdt) had vaarwel gezegd en zijn ‘lekepreken’ was begonnen voor een ‘redelijke schoonheid’, d.w.z. een schoonheid die gestalte zou geven aan het dagelijkse leven en de zin van de menselijke handelingen zou verhelderen en veredelen, bestond zijn eerste realisatie in het bouwen van zijn eigen huis, ‘Bloemenwerf’ te Ukkel, het meest frappante en typische werk uit van de Veldes carrière, tegelijk trillend van bezieling én uiterst onhandig. Het was zijn concrete en spirituele uitgangspunt. De individuele woning, zijn individuele woning, was ‘het monument opgericht voor onze eigen individualiteit, triomferend over elke dwang’.