hem niet helemaal. Na zijn ‘Filosofikum’ vatte hij de studies van ingenieur aan. In 1922, het jaar waarin hij zijn ingenieursstudies beëindigde, nam hij een betrekking aan in het bureau Christiani en Nielsen. Omwille van zijn Engelse nationaliteit werd hij naar de filialen van Londen verplaatst. Nog geen jaar na het behalen van zijn diploma werd hij er Chief Engineer. Zijn rijkgevulde carrière was begonnen.
Aan die ingenieur werd onlangs door de koningin van Engeland de gouden architectuur-medaille voor 1966 toegekend. Om dat te kunnen begrijpen moet ik nog even verder vertellen. In 1933 immers komt Ove Arup in contact met het Londense architectenbureau Tecton, waarmee hij vanaf 1934 geregeld zou samenwerken. En niet alleen samenwerken, maar in een nieuwe richting sturen. Ove Arup is het die het Berthold Lubetkin van het Tectonbureau mogelijk maakte zijn meesterwerken uit de jaren 1933-1935 te realiseren. Zijn invloed is merkbaar in de Highpoint-flats te Highgate, even buiten Londen, het klassieke voorbeeld van de Engelse avantgarde-architectuur tussen de twee wereldoorlogen met de fameuze balkons in één doorlopende, gracieus gebogen betonplaat. Maar nog opvallender schemert Arups fantasie door in het ontwerp van de penguin pool in de Regent's Park Zoo, de dierentuin die nu stilaan het modelboek van de moderne Engelse architectuur aan het worden is.
Was de overwinning van een dor, dogmatisch en formalistisch functionalisme reeds merkbaar in de balkons van Highpoint, in de penguin pool heeft het functionalisme van die jaren zijn waarachtige zin gekregen in een bouwkunst die zich direct, buiten elke vooropgezette theorie en elke pregeconcipieerde vorm, door het leven in zijn bonte, speelse en veelvuldige verschijning laat inspireren. In de penguin pool van 1935 kan men ervaren dat de architectuur zichzelf als een autonoom vormelijk of constructief systeem opheft om met liefde, verwondering en de daardoor loskomende fantasie het leven te bekijken, te aanvaarden en er door een stimulerende vorm aan mee te werken. Het is misschien niet helemaal toevallig dat het hier om een tehuis voor dieren gaat.
Het perfect samenvallen, het volledig opgaan van technische gegevens (programma, organisatie, constructie); van functionele eisen (herbergen, bekijken van dieren); van economie der middelen en van landschappelijke situatie in een vorm die tot een rijke menselijke belevenis wordt is het kenmerk waaraan men de hand van Ove Arup zal blijven herkennen. Na deze aanduidingen uit het begin van zijn carrière als promotor van een fantasierijke functionaliteit én als stimulator van de architect waarmee hij samenwerkt zal het minder verwondering wekken dat aan een ingenieur een koninklijke medaille voor architectuur werd toegekend.
De oorlogsjaren waren voor Arup geen gunstige tijd om met vooruitstrevende constructiemiddelen voor de dag te komen. In 1938 had hij met zijn neef, een