was het die beweerde dat, indien de godsdienst niet bestond, hij de behoefte zou voelen om hem uit te vinden, want kunst kan niet anders dan religieus zijn. Wanneer de godsdienst verloren gaat, is ook de kunst verloren. André Malraux sloot zich bij dit inzicht aan toen hij sprak van een metamorfose van de goden en de kunst tot de religie van de ongodsdienstige mens van vandaag verklaarde. Hij vergiste zich alleen toen hij meende dat deze uitspraak niet voor de christen gold. Ik zou bijna zeggen dat het tegendeel waar is.
Nu de godsdiensten als expressie van een dogmatisch, statisch, onveranderlijk en gesloten wereldbeeld hun vat op het leven hebben verloren, nu de mens zijn verantwoordelijkheid voor zichzelf moet opnemen en op een persoonlijke wijze de zin van zijn leven niet alleen moet ontdekken, maar zelf scheppen en concrete gestalte geven, is er de kunst en alleen de kunst om hem daarbij te begeleiden, om hem de symbolen aan de hand te doen om zijn werkelijkheid te benoemen, en op die manier te bezweren en te doen ontstaan. De kunst is m.a.w. onze enige manier om de werkelijkheid te zien, en beter nog dan zien, zou men kunnen zeggen: de kunst is de enige manier om onze werkelijkheid te worden, te realiseren. Kunst is immers geen intellectueel proces, maar een proces van overgave en waarom het niet ineens zeggen: van liefde.
Kunst is een vorm van liefde, van liefde tot het bestaan. En de kenmerken van de kunst kunnen nog het best met die van de liefde worden beschreven. De verhouding van de kunstenaar tot het kunstwerk is als een liefdesspel. En die van de toeschouwer tot het kunstwerk kan niet anders zijn. Ze is even intiem, even onuitsprekelijk, even creatief. Evenals de liefde is de kunst een overgave van de totale mens. Evenals in de liefde verliest de mens zich volkomen in een supreme extase van de kunst. Evenals de liefde is de kunst een superieure vorm van kennis, een verlorengaan in het object van de kennis zelf. Zoals de liefde is de kunst, zoals we reeds zegden, niet iets wat de mens bezit, maar een nieuwe bestaansvorm, een voortdurend groeiproces, een aanhoudend scheppen in een overstijgen van de eigen grenzen, van een nieuwe, totaal oorspronkelijke werkelijkheid, die paradoxaal genoeg de echte zin van het vroegere duidelijk laat worden in het perspectief van wat erna kwam. Liefde is blind, d.w.z. blind voor taboes, voor voorschriften, reglementen, beperkingen van buitenaf, conventies, zij schept zich haar eigen wetten, niet uit willekeur, maar omdat zij ergens vertrouwt op een zekerheid, omdat ze ergens een licht heeft ontstoken en een nieuwe, onbekende menselijkheid onthuld. Op diezelfde wijze is de kunst blind voor de grenzen van het bestaande omdat zij, helderziend, de werkelijkheid van het bestaan over de grenzen van het bestaande heeft ontdekt.
Verdenk me nu niet van wat gemakkelijke, bij de gelegenheid passende retoriek. Wat hier gezegd is kan ver af schijnen van de schilderijen waartussen we ons bevinden, maar toch heeft alles er onmiddellijk betrekking op. Wel is het waar dat wij in onze zin voor orde en netheid in het bestaan ook de ‘kunst’